Martelaar van de liefde

Gepubliceerd op Gecategoriseerd als Kunst & Cultuur

In de Koerdische poëzie uit de eerste helft van de negentiende eeuw wemelt het van de martelaren. Zij offerden zich niet op uit liefde voor het vaderland, noch stierven ze voor God. De martelaren in deze gedichten stierven uit liefde voor een wrede geliefde. Pas later veranderde deze mystieke en erotische liefde in de ideologie van het nationalisme.

Gepubliceerd in 2010/3 Arabische lente

Sinds de twintigste eeuw kent het Midden-Oosten martelaren, mensen die voor een hoger doel sterven. Het hogere doel kan God zijn of het vaderland; in beide gevallen worden de termen shahid, martelaar, en shahada, martelaarschap, gebruikt. De wortels van deze fatale vorm van liefde liggen in het soefisme, waarbij de soefi zijn individualiteit kwijtraakt en zijn ego laat opgaan in God, de spirituele geliefde. Deze radicale vorm van mystieke liefde kwam bij uitstek tot uiting in de poëzie, vooral de ghazal, de lyrische liefdespoëzie, zoals blijkt uit het werk van de drie grote Koerdische dichters van de negentiende eeuw Nali (1797-1855), Salim (1800-1866) en Kurdi (1809-1849).

Zelfopoffering

De ghazal bestaat vaak uit zeven dubbele regels die rijmen en steeds hetzelfde ritme hebben. De dichter maakt vaak in de laatste regel zijn naam bekend, meestal een pennaam. In de ghazal is de liefde moeilijke en onbereikbaar en vraagt het uiterste van de dichter of de aanbidder: zelfopoffering. Het beschrijven van de schoonheid van de geliefde staat voorop, maar diens ontrouw, wreedheid en onverschilligheid behoren tot de keerzijde die beschreven wordt. De pijn van de dichter, zijn gevoel van verlatenheid en verdriet om van de geliefde gescheiden te zijn vormen andere belangrijke thema’s.

Als literair genre heeft de ghazal een lange geschiedenis. Tot het einde van de eerste helft van de negentiende eeuw was de ghazal de dominante vorm van literatuur in de islamitische wereld. Het genre gaat terug tot de pre-islamitische bedoeïenenpoëzie in de Arabische wereld. De ghazal bestond in de vorm van gezongen liederen waarmee minstrelen uiting gaven aan het verlangen naar de geliefde, erotische gevoelens, of de wens om op de geliefde wraak te nemen.

Vanaf de twaalfde eeuw raakte de ghazal bekend in Perzië, waar ze de belangrijkste lyrische vorm werd.[1] Sindsdien toonden ook de soefi’s interesse in de liefdespoëzie en gebruikten deze om de mystieke ervaring van de liefde tussen God en de soefi aan te duiden. Daarna verspreidde de ghazal zich over een uitgestrekt gebied. Via het Perzisch kwam ze in de Turkse taal en de vele talen van India terecht; in Spanje via het Arabisch in het Hebreeuws, en via Perzische modellen uiteindelijk in de canon van Duitse poëzie.[2] De ghazal-poëzie beïnvloedde ook de middeleeuwse troubadourpoëzie in Spanje.[3] Dankzij de ghazal kan men vanaf de zestiende eeuw spreken over één literaire sfeer die het Osmaanse Rijk, Iran en India bestreek. Perzisch was de taal van poëzie, niet alleen in het huidige Iran, Afghanistan en Tadzjikistan, maar ook in andere delen van Azië, met name op het Indiase subcontinent, in Centraal-Azië en in Anatolië.[4]

De Koerdische ghazal-poëzie ontwikkelde zich in samenhang met de ghazals die in het Perzisch, Arabisch en Turks werden geschreven. Het werk van Perzischtalige dichters als Nizami (1141-1203), Rumi (1207-1273), Hafiz (d.1390) Sa‘di (d. 1292 of 1294) en Jami (1414-1492) was het voorbeeld voor Koerdische dichters. Het bestuderen van de poëzie van deze Perzische dichters behoorde tot het curriculum van de scholen in de Koerdische gebieden in het Osmaanse Rijk en in Iran.

De liefde

Karakteristiek voor de ghazal is de vermenging van het religieuze en het seculiere. Ook als sprake is van wereldse liefde is het taalgebruik religieus en mystiek. Zowel een mystieke lezing van de wereldse liefde als een wereldse lezing van mystieke liefde in deze poëzie is mogelijk. Hemelse en aardse liefde, mystiek en erotiek, homo- en heteroliefde lopen door elkaar.

Het hoofdthema van de ghazal is ishq, een liefde die de bereidheid tot zelfopoffering veronderstelt. In deze vorm van liefde wordt de aanbidder volledig beheerst door de liefde. De dichter houdt van alles van de geliefde, inclusief diens de slechte en wrede eigenschappen.

De liefde is een missie waar je niet mee
mag ophouden.
De wreedheid van de geliefde mag de
liefde niet beëindigen.


Wie ophoudt met ishq omdat de
ma’shuq [geliefde] wreed is
moet tot het laatste oordeel in zijn graf
rouwen en huilen

Salim

Ishq wordt gepresenteerd als de tegenpool van de ratio. Het gelijkstellen van liefde aan junun, waanzin, is een veel voorkomende metafoor.[5] Het prototype martelaar is Majnun, de held in een Arabisch liefdesverhaal, die zijn verstand verloor en stierf door zijn liefde voor Layla.[6]

Een andere van oorsprong mystieke metafoor waarmee het irrationele karakter van de liefde wordt beschreven is mesti, dronkenschap. Dronkenschap betekent dat de aanbidder de weg van zijn hart volgt, bevrijd van alle taboes. Daarom noemt Salim zijn hart het domein van kufr, ongeloof. Ook wordt over de wijn van liefde, badei ishq of sherabi ishq, gesproken die de aanbidder dronken maakt, zijn ratio stopt en zijn gevoel voor taboes verlamt.

Pijn is in de ghazal de essentie van de liefde. Pijn en geduld scheidt de ware liefde van louter sensualiteit. De echte aanbidder onderscheidt zich van de valse aanbidder door de ultieme consequentie van de liefde onder ogen te zien. Een valse aanbidder zoekt daarentegen liefde zonder pijn en gevaar, heeft niet de bereidheid moeilijkheden te trotseren en het ultieme offer te brengen. De dichter Nali noemt de valse aanbidder mudda’i, iemand die zich voordoet als aanbidder, en zet hem neer als een verrader van de liefde.[7]

Liefde wordt vaak als een gevaarlijke tocht vol tegenslagen en moeilijkheden gezien die alleen door moedige mensen volbracht kan worden. Zich aan haar overgeven betekent een moeilijk en gevaarlijk pad betreden dat tot de dood, het martelaarschap, kan leiden. Bij de Koerdische dichter Salim is het gevaar van ishq niet minder dan het kwijtraken van het paradijs. In dit verband vergelijkt Salim zichzelf met Adam en zegt: Door mijn ishq voor jou/Ben ik zoals Adam uit het paradijs verwijderd.[8]

Erotiek

De liefde in de ghazal zuivert het innerlijk van de mens en verandert hem in een beter mens. Maar de ghazal kent ook een sterke lichamelijke en erotische dimensie. Het lichaam van de geliefde wordt gedetailleerd beschreven: de ogen, wenkbrauwen, lippen, mond, borsten, heupen, haar, vingers, handen, buik. De lippen van de geliefde van Salim bijvoorbeeld zijn zoet als suiker, haar ogen smaken naar wijn en haar borsten, waar hij constant naar verlangt, noemt hij wild.[9]

Nali noemt de tepels van de borsten van zijn geliefde een ‘zoete knop’ en haar borsten de ‘paarse granaatappel’.[10] Ook de manier van lopen, lachen en bewegen van de geliefde zijn het object van de passie. De aanbidder verlangt ernaar om alleen te zijn met de geliefde, deze te kussen en een nacht met hem door te brengen:

Als ik een keer een kus van je mond zou krijgen

De zoetigheid zou tot het laatste oordeel in mijn mond blijven [11]

De dichter, ashiq, ontmoet zijn geliefde vaak in een meîxane, een wijnhuis, waar muziek, drank en dansen een erotische sfeer creëren. De geliefde is in deze context degene die in de meîxane de wijn schenkt, door de ghilman, de jonge knapen, rondgedeeld. Deze jonge knapen zijn regelmatig object van de erotische verlangens. De dichter combineert zijn liefde voor de geliefde en de bereidheid om hiervoor te sterven met het drinken van wijn. In dit verband schrijft Nali:

Hoe smacht de dorstige soefi naar

Het water, melk en de honing van het paradijs  

Tweevoudig zuchten de lippen van Nali

Naar de rode lippen van mijn geliefde [12]

Het lichamelijke is in de ghazal-poëzie niet iets om zich voor te schamen. De erotische neigingen van de dichter worden niet als onfatsoenlijk of zondig gezien. De God van de ghazal staat vriendelijk tegenover deze vurige vorm van liefde.

Ashiq, de aanbidder

De aanbidder in de ghazal is meestal een man en is degene die spreekt, verliefd wordt en de gevaarlijke pijnlijke ervaring ondergaat. Hij is ook de martelaar die bereid is offers te brengen. Hij houdt meer van zijn geliefde dan van zichzelf en haar wensen dicteren zijn wensen. De aanbidder presenteert zichzelf als iemand met een zuiver hart, eerlijk in alles wat hij doet, zegt en wenst, trouw aan zijn geliefde onder alle omstandigheden. De aanbidder is iemand die zowel van het goede als van het slechte, van trouw en ontrouw, van het schone en het lelijke, van de hardheid en de zachtheid van de geliefde houdt. Hij is zelfs bereid om in het hiernamaals de hemel in te ruilen voor de hel als hij daarmee aan de wil en wens van de geliefde tegemoet zou komen.

De bereidheid om zoveel offers te brengen is het belangrijkste kenmerk van de aanbidder en daarmee ook de essentie van de ghazal. De aanbidder is verheugdals hij zijn leven voor zijn geliefde op kan offeren. Soms wil hij zijn leven inruilen voor een kus, een blik op of een woord van zijn geliefde. Kurdi schrijft:

Alleen een kus op je ogen

Als ik meer zou wensen

Zal God me verbranden zonder genade

Door het vuur van zijn woede [13]

De aanbidder presenteert zich dus als een moedig, eerlijk en altruïstisch persoon. In het martelaarschap ziet hij zichzelf bevestigd als man. Het martelaarschap is de uiting en viering van zijn mannelijkheid.

Ma‘shuq, de geliefde

Daarnaast is er de ma‘shuq, de geliefde. In de mystieke poëzie zijn ma‘shuq en mahbūb, God, identiek. In de ghazal-poëzie is de geliefde niet God, maar een vrouw of een jongeman.[14] In veel gedichten is het moeilijk het geslacht van de ma‘shuq vast te stellen.

De geliefde bezit goddelijke attributen; net als God beschikt zij over de ultieme schoonheid, maar ze is ook boos en wraakzuchtig. De dichter Kurdi aarzelt niet om zijn geliefde een beul, jallad, te noemen.[15] Het beeld van de geliefde als moordenaar van de aanbidder komt vaak terug. De dichter beschrijft de vingers van zijn geliefde vaak als rood, het bloed van de dichter waarmee de geliefde haar vingers heeft geverfd. Salim schrijft:

De kleur van henna is te donkerrood

 Gebruik het niet om je vingers mee te kleuren

  Gebruik het bloed van mijn hart,

  Dat is een mooi rood [16]

Het gelijkstellen van het bloed van de dichter aan henna waarmee de geliefde haar handen verft is een terugkerend thema. Kūrdî spreekt aldus: ‘Je hebt een mes in je hand, je vingers zijn rood van bloed en jouw hart is dood.’ [17]

Ik ben vandaag de martelaar van je liefde

 Kijk hoe rood zijn je vingers met mijn bloed [18]

Eigenlijk beschikt de geliefde buiten haar schoonheid nauwelijks over concrete deugden of enige wijsheid. De op die manier geportretteerde geliefde, vaak een vrouw, is iemand met wie een empathische relatie onmogelijk is. Sterven voor zo’n geliefde lijkt bijna  ongeloofwaardig.

Martelaarschap

In de ghazel noemt de aanbidder zichzelf martelaar. Salim schrijft:

Ik ben de heimelijke, de martelaar van haar dronken ogen.

Er groeit bijna een narcis in mijn ziel [19]

 Laat mijn doodskleed mijn bloedige kleren zijn,

 Maak alstublieft mijn wonden niet schoon.

De bloedige lichamen van de martelaren

 Zijn in het hiernamaals vrij.[20]

Ook schrijft Salim:

 Als je me zonder enig medelijden doodt

 Dan is dat de echte genade

 Door de wonden van je mes

 Behoor ik tot de martelaren [21]

In gedichten waar de notie van martelaar niet direct wordt gebruikt wordt de liefde op andere wijze met de dood of met zelfopoffering verbonden. Salim schrijft:

            U kunt weten wie mijn hart heeft gedood

            Als u alleen maar naar jouw wimpers kijkt.

            Mijn bloedige hemd moet mijn doodskleed zijn

            Mijn wond moet ongewassen blijven, het is mijn testament in het hiernamaals.

            Iemand die voor de liefde zijn bloed vergiet en sterft.

            Wordt in het laatste oordeel vrijgesproken, hij is een martelaar [22]

Dit martelaarschap is een literaire constructie, een vorm van martelaarschap dat in fictieve literaire liefdesrelaties wordt geconstrueerd. Het offer is voor een geïdealiseerde fictieve geliefde. In de ghazal is dit fictieve offer van de dichter niet zonder winstoogmerk. Het literaire martelaarschap construeert een zelfbeeld van de dichter als deugdzaam, heldhaftig en altruïstisch, een man die niet terugdeinst voor pijn en bereid is het ultieme offer te brengen en martelaar te worden; het creëert een verheerlijkte en altruïstische vorm van mannelijkheid. De geliefde wordt in deze poëzie gepresenteerd als een verrader. Het martelaarschap als het ultieme offer garandeert dus de dominante positie van de dichter als man. In die zin gaat deze poëzie niet zo zeer over de liefde voor een vrouw, maar eerder over de hoog geprezen mannelijke rol als een literairemartelaar.

Actief martelaarschap

De notie van martelaar werd in de negentiende eeuw gereserveerd voor het beschrijven van de slachtoffers van de liefde in de ghazal. Het literaire martelaarschap is een passieve en mystieke vorm van martelaarschap dat sterk is verbonden met geduld en de passieve acceptatie van de pijn en wrede eisen en wensen van de denkbeeldige geliefde.

Met het ontstaan van het nationalisme aan het einde van de negentiende eeuw binnen het Osmaanse Rijk en de rest van de islamitische wereld komt de ghazal onder vuur te liggen.[23] Het nationalisme nam de notie van martelaar en martelaarschap over, maar verafschuwde tegelijkertijd de erotische en seksuele dimensie van deze poëzie. Martelaarschap werd patriottisch martelaarschap en de echte en valse aanbidder werden de echte patriot en de verrader. In plaats van de passieve martelaar kwam een actieve martelaar die zijn leven in dienst stelt van een nationaal project. De mystieke en erotische liefde die in ghazal-poëzie literaire martelaren had voortgebracht werd in de seculiere ideologie van het nationalisme veranderd in een zelfopofferende politieke liefde, een liefde die de geschiedenis van de twintigste eeuw zo bloedig heeft gemaakt.


[1] Joseph A. Massad, Desiring Arabs. Chicago, 2007.


[2] Idem, pag. 49.


[3] Idem, pag. 80.


[4] Mūkiryanî, Dîwanî, 1972, pag. 36.

[5] Idem, pag. 49.


[6] Idem, pag. 62.


[7] Mūkiryanî, Dîwanî Kurdi, pag. 61.


[8] Mūkiryanî, Dîwanî Salim, pag. 52.


[9] Mūkiryanî, Dîwanî Kurdi, pag.42.


[10] In de gedichten van de dichter Kūrdî is zijn geliefde een man, Qadir. Kūrdî was verliefd op deze jongeman en hij heeft een aantal mooie gedichten over hem geschreven (Sūcadî 1952: 302). Dit duidt aan dat op grond van de seksuele moraal van die tijd de liefde tussen dezelfde seksen geen taboe was.


[11] Giw Mūkiryanî, Diwani Kūrdî, Chapxanî, Kurdistan, 1973, pag. 34.


[12] Idem, pag. 457.


[13] In Mūkiryanî, Diwani Salim, pag. 22.


[14] Mūkiryanî, Dîwanî, pag. 28-29-36.

[15] Mella Kerîm, Dîwanî, pag. 538-544-546.


[16] In Mūkiryanî, Dîwanî Salim, pag. 39.


[17] Muhammad Mella Kerîm, Dîwanî Nalî, Bagdad, 1973, pag. 543.


[18] Giw Mūkiryanî, Dîwanî Salim, Chapxanî Kurdistan, 1972, pag. 08-109.

[19] A. Schimmel, Mystical Dimensions of Islam. Chapel Hill, 1975, pag. 292.


[20] J.T.P de Bruijn, Persian Sufi Poetry. An Introduction to the Mystical Use of Classical Persian Poems, Richmond, 1997, pag 61.

[21] Bauer & Neuwirth, Ghazal, pag. 9.

[22] Idem, pag. 15

[23] De Bruijn, Persian, pag. 1.

Wat leuk dat u geïnteresseerd bent in ZemZem!

Vaste lezer worden? U kunt in onze webshop een jaarabonnement afsluiten (22,50 per jaar). Ook kunt u hier losse nummers bestellen.