Ziyara naar Karbala. Levende sjiitische geschiedenis

Gepubliceerd op Gecategoriseerd als Religie & Zingeving

In islamstudies vormen sjiieten nog steeds een onderbelichte groep. De laatste jaren begint daar verandering in te komen. Veel van dit werk gaat met name in op onderzoeksvelden als ‘geheugen’ en lokale en transnationale dimensies. Het aspect van levende religie wil ik in dit artikel nader bekijken. De pelgrimage naar Karbala is een van de belangrijkste jaarlijks terugkerende evenementen op de sjiitische religieuze kalender, waar tientallen miljoenen pelgrims van over de hele wereld naartoe trekken. Maar wat is het nut voor gelovigen om naar deze afgelegen plek af te reizen en de ontberingen van dagen lopen door de woestijn te ondergaan?

Gepubliceerd in 2018/1 Pelgrimage

Voor sjiieten is het levend houden van de religieus-historische verhalen belangrijk voor het collectief geheugen. Of eigenlijk de collectieve geheugens: de invulling van en redenen voor herinnering kunnen immers verschillen. De tiende dag van muharram (de eerste maand van het islamitische jaar), is een van de belangrijkste dagen uit de sjiitische religieuze kalender. Op deze dag herdenken sjiieten de moord op hun derde imam, Husayn ibn Ali ibn Abi Talib. De dag, ashura genaamd, luidt een veertig dagen durende rouwperiode in die eindigt op arba‘in (de veertigste dag; letterlijk ‘veertigste’).

Op ashura herdenken sjiieten de moord

op hun derde imam, Husayn

Miljoenen pelgrims lopen in deze periode de bedevaart naar Karbala. Husayn, kleinzoon van de profeet Mohammed, werd tijdens de Slag bij Karbala in 680 vermoord door troepen van Yazid ibn Mu‘awiyya, kalief en telg uit de clan van de Omayyaden, de destijds heersende dynastie. De impact van deze slag is zo bepalend geworden voor de sjiiti-sche identiteitsbeleving, dat hij wel wordt aangeduid als het tweede grote schisma dat de jonge islamitische gemeenschap voorgoed in de twee hoofdstromen, soennieten en sjiieten, gespleten heeft.1

Binnenkant van de schrijn van Husayn, gezien vanaf de Bab al-Qibla. Bron: imamhussain.org

Symbolische waarde

De aanhoudende angst van de Omayyadische en Abbasidische kaliefen2 voor de macht van autonome geestelijken, en dan met name uit het geslacht van Ali, werkte in dat opzicht bevorderlijk voor het schisma. Door de geschiedenis heen is het graf van Husayn van groot belang gebleven voor de sjiitische religie en politiek. Door het heilige karakter van Husayn en het idee dat hij als martelaar eigenlijk levend is,3 heeft het graf altijd een grote symbolische waarde gehad. Hierdoor hebben verschillende groeperingen het graf voor hun eigen subnarratieven kunnen aanwenden en benut voor verspreiding van hun gedachtegoed. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de Ismaïlieten, die de plek voor hun da‘wa (missieactiviteit) gebruikten.

In het boek Reliving Karbala: Martyrdom in South Asian Memory, onderzoekt Syed Akbar Hyder de verschillende contexten waarin religieuze symbolen, en dan met name het verhaal van Karbala, gebruikt worden in het kader van identiteitsvorming in Zuid-Azië. Hyder beschrijft onder andere hoe sjiieten de gebeurtenissen uit het verhaal van Karbala met rituelen naar het heden halen, en hoe zij verschillende invullingen voor het verhaal gebruiken. Op deze manier legt Hyder de link met de benadering van het begrip ‘collectief geheugen’ uit het werk How Societies Remember van cultureel antropoloog Paul Connerton.4 Ook Yafa Shanneik5 maakt in haar artikelen over het collectief geheugen bij ontheemde sjiitische vrouwen in Europa gebruik van deze theorie van Connerton. Hiermee tast ze nog specifiekere invullingen die aan het Karbalanarratief worden gegeven af.

Ziyara

Ziyara, wat bezoek of bedevaart betekent, is een van de rituelen die tot de sjiitische religieuze beleving behoort. De gelovigen bezoeken de graven van profeten, van imams, van imamzadehs (nazaten van imams) en van metgezellen van de Profeet, zoals Salman al-Farisi. Een kleine minderheid bezoekt ook het graf van Abu Lu’lu’a, de moordenaar van de tweede kalief Umar ibn al-Khattab, hoewel dit op gespannen voet staat met wat de Iraanse autoriteiten toelaatbaar achten. Hiernaast bestaat er een gereciteerde vorm van ziyara. Dit zijn du‘a’s (smeekbe-den) met vaststaande teksten waarmee de gelovige liefde betuigt (tawalla) voor de familie van de profeet en zich distantieert van hun vijanden (tabarra). Het vormt een vast onderdeel van de herdenkingsbijeenkomsten tijdens de maand muharram en is een eerbetoon aan de gevallenen bij Karbala.

De uitgevoerde riten, zoals de gereciteerde ziyara, en de verschillende sym-bolen die bij de bijeenkomsten aanwezig zijn, zoals de opgetuigde alam (vaan-del) en Dhu al-Janah (Husayns paard), functioneren voor sommige bezoekers van de herdenkingsbijeenkomsten en van de jalus (de rouwstoet rond ashura) als gereedschap om het verhaal op intensere wijze te beleven.

Mughal schilderij uit ca. 1590-1595, afkomstig uit het Ta’rikh-i Al’ manuscript. Deze miniatuur laat
zien hoe Al-Mutawakkil de tombe van Husayn bij Karbala laat vernietigen. Bron: British Museum

Bij sjiitische diasporagemeenschappen in Nederland is duidelijk zichtbaar hoe verschillend de rituelen rondom ashura vorm en invulling hebben gekregen. Niet alleen hebben etnische en nationale achtergronden daar invloed op, maar ook de gevolgde geestelijken, de visies van hedendaagse denkers, gender en simpelweg de persoonlijke invulling. Het zijn allemaal lijnen die elkaar doorkruisen.6

Repressie

Historisch gezien hebben de Safavidische7 missies een bepalende invloed gehad op het karakter van de rituelen op het Indisch subcontinent, terwijl repressie van sjiitische gemeenschappen in andere delen van de wereld tot unieke riten en symbolen heeft geleid om de geschiedenissen en de lijdensweg van de ahl al-bayt, de familie van de profeet, te kunnen herdenken. In elke vorm staat het verhaal van Karbala, waar Husayn begraven ligt, centraal als een Petrus onder het Vaticaan, een rots onder de moederkerk. Het bezoeken van Karbala is dan ook een belangrijk onderdeel ter vervolmaking van de religie en het wordt sterk aangeraden door de directe nazaten van Husayn die de slag overleefd hebben. Bovendien wordt in de sjiitische overtuiging het heilige karakter van de grond van Karbala duidelijk uit overleveringen die aan de profeet Mohammed zelf worden toegeschreven. Zo zou de Profeet op voorhand al op de hoogte zijn geweest van het martelaarschap van zijn kleinzoon.

Slechts vier jaar na de dood van Husayn werd zijn graf al bezocht. Zo werd het een van de belangrijkste bedevaartsoorden voor sjiieten. Angst voor de politieke invloed van de sjiitische imams, en na de twaalfde imam ook voor de sjiitische geestelijken, heeft ervoor gezorgd dat het graf door de geschiedenis heen niet altijd bezocht kon worden. In 850 bijvoorbeeld liet de conservatieve Abbasidische kalief Al-Mutawakkil – die volgens de door zijn grootvader Al-Ma’mun ingezette lijn tevens als hoogste religieuze autoriteit binnen het Abbasidische rijk gold – het heiligdom dat op Husayns graf was opgericht vernietigen en de grond omploegen, en stelde hij de doodstraf op pelgrimage naar de plek.8

De decennia van het repressieve regime van de voormalige Iraakse dictator Saddam Hoessein lieten weinig ruimte voor de religieuze uiting van sjiieten. Met de val van het regime werd die ruimte opnieuw opgeëist. In de vroege jaren na de val van Saddam Hoesseins regime vonden tijdens de hoogtijdagen op de religieuze kalender bloedige aanslagen plaats op de bijeengekomen pelgrims. In de jaren die erop volgden is de bedevaartstocht die plaatsheeft tussen ashura en arba‘in echter uitgegroeid tot de grootste pelgrimage ter wereld, die naar verluidt tientallen miljoenen mensen aantrekt, een getal dat ik na mijn eigen ervaring niet zou durven betwisten. In november 2016 kreeg ik zelf namelijk de mogelijkheid om in het kader van mijn onderzoek de ziyara naar Karbala mee te lopen.

Arba’in in 2005. Foto: Larry E. Johns

Gratie van de imam

In de week voor arba‘in is het stadscentrum van Najaf één grote kolkende mensenmassa. Hoe dichter men in de buurt komt bij het mausoleum van Ali ibn Abi Talib, Husayns vader, hoe moeilijker het wordt om zelf nog de looprichting te bepalen. Het maakt de omvang van de hedendaagse bedevaart gelijk duidelijk. Alle hoofdwegen zijn afgezet voor rijdend verkeer en in alle richtingen komen en gaan karavanen pelgrims, die hun eigen reisgroepen herkennen aan de petjes die ze op hebben en de vlaggen die ze met zich meedragen. Veel pelgrims die vanuit het buitenland komen, beginnen hun bedevaart in Najaf, maar de Iraakse sjiieten komen te voet vanuit hun woonplaatsen. Sommigen zijn al ruim een week onderweg op het moment dat ze zich bij de grote karavaan in Najaf voe-gen.

Op de trottoirs, in bermen en parkjes en onder viaducten staat alles vol met tentjes. Dat blijkt over de gehele route van Najaf naar Karbala zo te zijn: aan weerszijden van de parallelweg aan de hoofdroute zijn aaneengesloten tenten en (tijdelijke) onderkomens waar pelgrims kunnen uitrusten of overnachten en waar eten wordt uitgedeeld. Het zijn speciaal voor dit ritueel opgerichte mawakib (enkelvoud: mawkib, letterlijk ‘processie’) die deze diensten aanbieden om de bedevaart van de pelgrims te vergemakkelijken. Ze worden gerund door families of organisaties van bijvoorbeeld gemeenschappen uit de diaspora. Leden van een mawkib staan midden tussen de stroom pelgrims op straat en roepen: Za’irin! Za’irin! (Bezoekers! Bezoekers!), om de bedevaartgangers te wijzen op hun diensten.

Jong meisje deelt water uit aan pelgrims. Fragment van een Iraanse postercampagne uit 2015 om Irak en de Irakezen te bedanken voor het organiseren van de pelgrimage. Bron: mehrnews.com

Een andere taak die de mawakib op zich nemen is het uitbeelden van scènes uit het Karbalaverhaal, bijvoorbeeld door een wieg met Ali al-Asghar, de vermoorde baby van Husayn, te plaatsen, of door rouwzang te draaien. Abed,9 een Afghaans-Nederlandse medepelgrim van middelbare leeftijd met wie ik veel optrok tijdens de tocht, legt mij uit hoe hij, ondanks dat hij een vermogend man is, tijdens zijn ziyara geen geld uitgeeft aan eten en onderdak. Hij neemt bewust alleen gratis eten aan om zo de gever de kans op zegeningen te bieden. Het enige voedsel dat hij tot aan arba‘in koopt is fruit om uit te delen aan passanten.

Ook vertelde Abed mij hoe zijn vader te voet van Afghanistan naar Karbala is getrokken. Onderweg moest hij meermaals werk zoeken om in zijn onderhoud te voorzien alvorens verder te kunnen trekken en de ziyara duurde op deze manier jarenlang. Het laatste stuk, door Irak zelf heen, in de buurt van Karbala, was in die tijd gevaarlijk. Tijdens het Baath-regime van Hoessein werd niet toegestaan de ziyara tijdens arba‘in te voltrekken en pelgrims reisden daarom ’s nachts. Ze trokken van boerderij naar boerderij, buiten de wegen om, terwijl de boeren vanaf hun daken keken of het veilig was om door het veld te trekken. Ondanks dat het gevaarlijk was de pelgrims te helpen – enkele pelgrims die ik heb ontmoet spraken van kans op standrechtelijke executie – was het een eer voor de boeren om bij te dragen aan de bedevaart van anderen.

De ervaring maakt het verleden zo levendig dat het bijna tastbaar wordt

Ook wij zijn, enkele kilometers voordat we Karbala bereikten, met een handjevol mensen van de huidige hoofdroute afgeweken om volgens de ‘oude’ route door het randgebied om de grote stad heen te trekken. Hoewel wij op het moment dat wij deze route namen de enigen waren – de grote stroom volgde de hoofdroute –, stonden kinderen van lokale boeren aan de oprit van hun erven te wachten om bedevaart-gangers op te vangen. Bij een van de boeren hebben we ons opgefrist en uitgebreid gegeten voordat we de laatste kilometers aflegden naar Karbala. Het verlenen van deze diensten is niet minder belangrijk dan het afleggen van de tocht zelf en eveneens een manier om iets van de gratie van de imam mee te krijgen of om een eerdere afspraak met God na te komen. Niet alleen de bedevaartganger ontvangt zegeningen voor zijn on-dernomen moeite, ook de bieder van hulp aan de bedevaartganger.

Bezinning

Op de tweede dag voegde een alleenreizende Iraanse pelgrim zich bij ons tijdens de avondmaaltijd. Het was een jongeman van achterin de twintig die vertelde te worstelen met zijn geloof. Hij liep de tocht in de hoop antwoorden te vinden op een ‘persoonlijk dilemma’ dat hij niet nader wilde of kon toelichten, maar dat hij onverenigbaar achtte met zijn religie. Hij wist niet of hij wel kon geloven in een God die hem met dit dilemma had opgezadeld. Tijdens het lopen van de pelgrimsroute naar Karbala hoopte hij antwoorden te vinden door overpeinzing, gesprekken met andere pelgrims en eventueel door ingeving van de imam in Karbala zelf.

Meer pelgrims die ik tijdens het lopen sprak, gaven aan de bedevaart als een moment van bezinning te zien en te hopen antwoorden te vinden op een moeilijk toekomstperspectief in hun thuissituatie met betrekking tot werk of het vinden van een levenspartner. Over het algemeen gaf een meerderheid van mijn gesprekspartners echter aan de tocht te lopen ‘voor de imam’ en liepen ze de tocht met vrienden als een gezamenlijke onderneming. Ze zagen het als iets wat ze moesten doen, om het lijden van de nabestaanden na de Slag bij Karbala te ervaren. De nabestaanden zijn na de slag eerst naar Kufa, nabij Najaf, gevoerd om aan de gouverneur getoond te tonen. Vervolgens werden ze naar de kalief in Damascus gebracht. De za’ir loopt zodoende hetzelfde traject.

Pelgrims krijgen een massage. Foto: Gouhar Nayeem

Ook Karbala is de dagen tot aan arba‘in gevuld met mawakib. Van de mausolea van Husayn en zijn broer Abbas tot aan de rand van de stad enkele kilometers daarvandaan staat het vol met tenten die eten en drinken uitdelen of waar pelgrims uit kunnen rusten. Dit gaat door tot arba‘in en de leegte de volgende dag vormt daarmee een schril contrast. De stad zelf, het hoogtepunt voor de za’irin, ziet zwart van de mensen en daartussen tonen op arba‘in verschillende mawakib rituelen die bijdragen aan een geïntensiveerde beleving. Een karavaan met kamelen en acteurs die de nabestaanden van de gesneuvelden uitbeeldt trekt door het stadscentrum. Klei, afkomstig van de grond van Karbala, wordt op de gezichten en kleding van passanten gesmeerd. Groepjes mannen die zichzelf op het ritme van een rouwzang kastijden met zanjir (kwastjes met kettingen) lopen tussen de andere bedevaartgangers.10 Verder buiten het centrum zijn ook mawakib te vinden die tatbir (bloedritueel) uitvoeren, maar van enkele Nederlandse pelgrims die dit ritueel dichter bij de mausolea wilden doen, begreep ik dat zij door de autoriteiten werden tegengehouden.

Herinnering

De Franse filosoof Gaston Bachelard betoogde in 1957 in zijn fenomenologische werk La poétique de l ’espace het belang van ‘weerkaatsing’ van ruimte op lichamelijke ervaring om zo herinnering mogelijk te maken; hij benadrukt het belang van ‘geleefde ervaring’. In dit werk licht Bachelard toe hoe ‘dringendheid’ door ervaring, in plaats van visuele impact, ervoor zorgt dat herinnering zich in alle vezels van onze spieren nestelt.11 Dit maakt een bezoek aan deze plekken, waarover zoveel gesproken wordt, tijdens deze dagen van herdenking van het religieuze verleden tot de hoogste vorm van herinnering.

Het geheel van een ziyara naar Karbala heeft als doel, en tot gevolg, dat het een blijvende indruk achterlaat. De ervaring maakt het verleden zo levendig dat het bijna tastbaar wordt. De verschillende opvoeringen, de rouwzang en het feit dat de za’ir zich te midden van dit alles bevindt, maakt het geheel tot een intense ervaring waarvan de pelgrim niet alleen een toeschouwer is, maar waar hij ook onderdeel van wordt. Dat is een wisselwerking tussen pelgrim en ontvangers van de mawakib, zoals de za’ir aan het einde van zijn reis ontvangen hoopt te worden door zijn imam.

Arjen Buitelaar is religiewetenschapper en deed tijdens zijn master onderzoek naar de verhouding tussen religiositeit, etniciteit en nationaliteit onder sjiitische jongeren in de Nederlandse diaspora. Momenteel onderzoekt hij als buitenpromovendus (Tilburg University) de rol van religieuze rituelen en sym-bolen bij de vorming van identiteit van sjiieten in Nederland. (juni 2018)

Noten

  1. Zie ook: Lesley Hazleton, De tweespalt na de profeet: Het intrigerende verhaal van de sjiitische en soennitische rivaliteit, vertaald door Meile Snijders (Amsterdam: Uitgeverij Bulaaq, 2010).
  2. Deze dynastieën regeerden respectievelijk van 661-750 vanuit Damascus en van 750-
    1258 vanuit Bagdad. Daarna bleef het Abbasidische kalifaat nog tot 1517 in Cairo, onder
    Mamlukse heerschappij, voortbestaan.
  3. ‘En zegt niet van hen die op Gods weg gedood worden dat zij dood zijn; zij zijn juist
    levend, maar jullie beseffen het niet.’ Koran 2:154, vertaling door Fred Leemhuis.
  4. Syed Akbar Hyder, Reliving Karbala: Martyrdom in South Asian Memory (New York: Oxford University Press, 2006), 75-76.
  5. Zie bijvoorbeeld Yafa Shanneik, ‘Shia Marriage Practices: Karbala as Lieux de Mémoire
    in London’, Social Sciences 6 (2017), voor het laatst geraadpleegd op 4 maart 2018 via http://www.mdpi.com/2076-0760/6/3/100.
  6. Yafa Shanneik, ‘Remembering Karbala in the Diaspora: Religious Rituals Among Iraqi
    Shii Women in Ireland’, Religion 45 (2015), 89-90.
  7. Deze van oorsprong Turkmeense dynastie heerste van 1501-1736 over een gebied dat we nu min of meer als Iran kennen.
  8. Het heeft za’irin (pelgrims, letterlijk ‘bezoekers’; mensen die ziyara doen) er niet lang van weerhouden het graf te bezoeken, want in bronnen vinden we slechts dertig jaar later opnieuw melding van Jemenitische pelgrims. Zie: Arjen Buitelaar, ‘Destruction and Razing of the Husayn Mosque in Karbala By Caliph Al-Mutawakkil (850)’, Great Events in Religion: An Encyclopedia of Pivotal Events in Religious History 2 (2017): 436-37; Hazleton, De tweespalt na de profeet.
  9. Waar namen gebruikt worden zijn deze gefingeerd.
  10. Zie ook Ingvild Flaskerud, ‘Flagellation (as a Religious Ritual)’, Encyclopaedia of Islam, THREE, red. Kate Fleet, Gudrun Krämer, Denis Matringe, John Nawas, Everett Rowson (2015), voor het laatst geraadpleegd op 3 maart 2018 via http://dx.doi.org/10.1163/1573-3912_ei3_COM_27156.
  11. Gaston Bachelard, Poetics of Space, vertaald door Maria Jolas (New York: Penguin Books, 2014).
Karbala in 1932. Bron: G. Eric and Edith Matson Photograph Collectionwork

Wat leuk dat u geïnteresseerd bent in ZemZem!

Vaste lezer worden? U kunt in onze webshop een jaarabonnement afsluiten (22,50 per jaar). Ook kunt u hier losse nummers bestellen.