Een man zonder wapen is geen man. Wapenbezit in Jemen onoplosbaar probleem

Gepubliceerd op Gecategoriseerd als Politiek & Samenleving

Reportage

Jemen telt ongeveer tien miljoen lichte wapens op een bevolking van 23 miljoen. Hiermee is het wapenbezit het hoogste van alle landen in het Midden-Oosten. De regering heeft sinds 2007 serieuze stappen ondernomen om de wapenhandel aan banden te leggen, maar ondertussen bevinden de grootste wapenhandelaren zich in kringen rond de president. En dan is er ook nog de strijd tegen al-Qaida. 

Gepubliceerd in 2010/1 Wetenschap op bestelling

‘De soek van al-Jihana, tachtig kilometer ten oosten van San’a, daar moet je wezen,’ vertelt taxichauffeur Salih, terwijl hij met vaardige hand zijn auto door het drukke verkeer in de Jemenitische hoofdstad stuurt. Hij heeft — in navolging van profeet Mohammed — een met henna gekleurde rode baard. Om zijn middel draagt hij een goudgeborduurde gordel met daarin een jambiyya, een traditionele Jemenitische dolk. Salih is afkomstig uit Marib, een conservatieve provincie in het noordoosten van Jemen waar de macht van de stammen groot is. ‘Alles kun je in de soek van al-Jihana krijgen, niet alleen kalasjnikovs en pistolen, ook mijnen, handgranaten, bazooka’s, machinegeweren en zware artillerie. De rijkste stamleden en de machtigste sjeiks kopen het zwaarste geschut, maar elke man heeft een wapen nodig om zichzelf te kunnen verdedigen. Ik heb zelf twee geweren en een pistool.’

Sinds de oorlog tegen de  Houthi-rebellen* in augustus 2007 een nieuwe fase inging, zijn de prijzen verdrievoudigd. Marwan al-Shatrayn bewaakt het huis waar ik verblijf. Hij is net terug van een bezoek aan al Jihana. ‘Twee jaar geleden betaalde ik voor een kalasjnikov 60.000 rial (180 euro), nu ligt de vraagprijs boven 150.000 rial.’ Toch heeft hij drie kalasjnikovs gekocht, een voor zichzelf en twee voor zijn vrienden. ‘In het weekend ga ik naar mijn dorp buiten San’a en de weg er naartoe is onveilig. Er zijn rovers en kidnappers. En als er in het dorp bloedwraak heeft plaatsgevonden is het er levensgevaarlijk. Maar dit geweer heb ik nodig voor de bruiloft van mijn vriend,’ besluit hij lachend. Want een bruiloft zonder geweerschoten en schietwedstrijdjes is geen echt feest op het platteland in Jemen. 

Vrijwel elke man heeft een wapen in Jemen. Wapenbezit is diep verankerd in de tribale cultuur. Op zijn zesde verjaardag krijgt een jongen zijn eerste jambiyya. Een wapen is niet alleen nodig voor veiligheid en zelfverdediging, het is ook een belangrijk statussymbool. Vooral op het platteland in het zuiden en in de stammengebieden in het noordoosten leeft de traditie nog sterk. Niet toevalligerwijs zijn dat de gebieden waar de centrale regering de minste zeggenschap heeft en waar al-Qaida zich schijnt op te houden.

Geweldloosheid
Tot de eenwording van Noord- en Zuid-Jemen in 1990 besteedden beide landen 70 procent van hun budget aan bewapening. Daarom zijn er zoveel wapens in ons land,’ zegt Abdul Rahman al-Marwani. Hij is oprichter van Dar al-Salaam, een ngo die tegen illegaal wapenbezit en het daaruit voorkomende geweld strijdt en bemiddelt bij bloedwraak. 

Al-Marwani is een joviale en uitgesproken man. In de kelder van zijn kantoor ligt een stapel diploma’s voor wie zich inzet voor de bestrijding van geweld. Ook liggen er talloze reservewielhoezen met daarop de afbeelding van een kalasjnikov met een vet rood kruis er door heen. ‘Die zijn bijzonder populair,’ licht al-Marwani toe. 

Onlangs maakte al-Jazeera een enigszins geromantiseerde documentaire over al Marwani waarin hij zijn opvattingen over geweldloosheid uitgebreid naar voren bracht. ‘We willen niet dat alle wapens uit Jemen verdwijnen, alleen dat er meer controle komt op wapenbezit en dat de illegale handel en het misbruik verdwijnt.’

Zelf reist al-Marwani altijd ongewapend rond. Dat is niet zonder gevaar: sinds de oprichting van Dar al-Salaam in 1997 zijn vijftien medewerkers tijdens hun werk omgekomen. Toch is er geen gebrek aan vrijwilligers. Abdulsalaam Khaled, die ’s middags bij een ministerie werkt, tolkt elke ochtend bij Dar al-Salaam. Zoals veel vrijwilligers besloot hij zich in te zetten voor de ngo, nadat hij bloedwraak van dichtbij had meegemaakt. 

Anti-wapencampagne 
Al in 1997 begon de Jemenitische regering onder druk van de omringende landen en de Verenigde Staten, maar ook door acties van ngo’s als Dar al-Salaam, met een ambitieus plan om meer greep te krijgen op de handel in wapens en het wapenbezit. Sinds die tijd verricht Aish Ali Awas onderzoek naar wapens in Jemen en naar de resultaten van de overheidscampagne. Hij is werkzaam voor het Sheba Center for Strategic Studies, een denktank gefinancierd door de overheid. Het kantoor bevindt zich in een afgelegen buitenwijk van San’a en is omringd met anti blast walls. ‘Vanwege de hooggeplaatste bezoekers,’ vertelt Awas. Wie dat zijn houdt hij liever voor zich.

Awas: ‘In juni 2007 begon de overheid opnieuw een grootschalige anti-wapencampagne. Er werden 250 wapenwinkels gesloten, 148 mensen gearresteerd en meer dan 300 duizend illegale wapens in beslag genomen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken schatte het totale aantal lichte wapens op 60 miljoen, een getal dat door het gros van de media is overgenomen. Onderzoeker Awas en verschillende ngo’s houden het op hoogstens 9 tot 11 miljoen lichte wapens. De belangrijkste markten waren in de provincies Shabwa, Marib, San’a, Saada, Amran, al Bayda en Dhamar. Registratie bij wapenverkoop is nu wettelijk verplicht, evenals een vergunning voor handelaren. Ook is er nu een hoge belasting op de handel in wapens.

San’a is sinds 2007 wapenvrij

Wapenhandelaar Khaled van de Khawlanstam — waarvan de leden bekend staan als ervaren ontvoerders — is niet blij met de wetgeving. ‘Eind 2007 heb ik mijn winkel in Saada moeten sluiten, omdat veel mensen zich niet wilden laten registreren. Bovendien heeft de regering voor 35 miljoen dollar aan zware wapens opgekocht, wat tot een enorme prijsstijging heeft geleid.’

De regeringscampagne eindigde eind 2008. Veel stamhoofden in het parlement waren fel tegen de campagne omdat beperking van het wapenbezit hun prestige aantastte. Maar sinds 2007 zijn San’a en de provinciehoofdsteden wapenvrij. Overal zijn controleposten. Als taxichauffeur Saleh van Marib naar San’a gaat, neemt hij altijd zijn kalasjnikov mee uit angst voor autodiefstal of kidnapping. Bij een controlepost dichtbij San’a geeft hij zijn geweer dan in bewaring. Alleen de sjeiks van de grote stammen hebben een vergunning om hun wapen mee de stad in te nemen.

Illegaal 
Alle regeringsinspanning heeft echter geen eind gemaakt aan de wapenhandel. Veel wapenmarkten, zoals de soek al-Jihana, zijn weer open sinds het oplaaien van de strijd in het noorden. Maar voor westerlingen is het vrijwel onmogelijk om er te komen, vanwege de vele controleposten onderweg. 

Bewaker Marwan vertelt dat in Dhamar, waar de wapenwinkels nog gesloten zijn, belangstellenden de handelaren nu thuis bezoeken. Sommige handelaren hebben grote hoeveelheden opgekocht voordat de oorlog in het noorden weer oplaaide en maken flinke winst. Ook wapenhandelaar Khaled verkoopt nu illegaal aan de Houthi-rebellen. En dan zijn er nog de collaborateurs, overdag soldaat en ’s nachts rebel, die niet vies zijn van het verhandelen van wapens uit het leger. 

Onderzoeker Awas stelt dat de anti-wapencampagne is ingegeven door de wens de wapentoevoer naar de rebellen stil te leggen. Eind vorig jaar werd echter bekend dat kringen rond de president ook nauw bij de wapenhandel waren betrokken. Het begon in de havenstad Hodeidah met het onderscheppen van een schip vol wapens uit China, dat voer met vervalste documenten van het Jemenitische ministerie van Defensie. Twintig parlementsleden stelden Kamervragen, maar het ministerie ontkende alle betrokkenheid. 

De mensen kopen nu bij de handelaren thuis 

Op 5 oktober besloot de regering tot een — voor Jemenitische begrippen — zeer onconventionele stap: ze publiceerde een zwarte lijst met de namen van zeven belangrijke wapenhandelaren, de achtste naam werd met puntjes aangegeven. Op de lijst stond onder andere Faris al-Manaa, namens de president de officiële bemiddelaar met de Houthi-rebellen. ‘Ik zou de voeten willen kussen van degenen die tot deze publicatie hebben besloten. Een dappere stap van de regering,’ roemde al-Marwani van Dar al-Salaam de publicatie van de lijst. 

Troonopvolging 
Tijdens een qatsessie met een aantal hooggeplaatste personen uit de wapenrijke provincie Shabwa bevestigt een kolonel van het Jemenitische leger dat iemand van de zwarte lijst achter het Chinese wapentransport zat. Volgens een veiligheidsadviseur van president Saleh, die niet met naam genoemd wil worden, is de achtste naam op de zwarte lijst Ali Muhsin al-Ahmar, een van de vier topmannen in het leger en een zeer trouwe bondgenoot van de president. Al- Ahmar behoort tot dezelfde stam als Saleh en komt uit hetzelfde dorp, Bayt al-Ahmar. Hij voert het opperbevel over de troepen die in het noorden tegen de  Houthi-rebellen strijden. 

Met de naam al-Ahmar krijgt de publicatie van de lijst een nieuwe dimensie. Het gerucht gaat dat hij een gooi naar de macht wil doen. Officieel is Ali Muhsin al-Ahmar geen troonpretendent, maar president Saleh kwam ook via het leger aan de macht na de moord op zijn voorganger al- Hamdi. Cynici zeggen nu dat Saleh de oorlog in het noorden stiekem verwelkomde omdat het Ali Muhsin al-Ahmar bezighield. Ondanks dat Saleh (67) nog steeds kwiek, gewiekst, en gezond is en al 28 jaar aan de macht, wordt er volop gespeculeerd over zijn opvolging. Zelf heeft hij laten doorschemeren dat hij graag zijn zoon Ahmad op de troon zou zien. Daarnaast is er de verwachting dat ook Hamid al-Ahmar, zoon van de overleden leider van de islamitische Islah partij en een succesvolle zakenman, zich kandidaat zal stellen voor de verkiezingen van 2012. 

Ondertussen is op 15 februari voor de zevende keer een wapenstilstand gesloten tussen de regering en de Houthi-rebellen. De rebellen zijn onder andere akkoord gegaan met de teruggave van de wapens die ze hebben buitgemaakt en de wapens die illegaal door soldaten aan hen zijn verkocht. Daarnaast zit de officiële bemiddelaar, Faris al-Manaa, inmiddels in de gevangenis en heeft de regering de campagne ter bestrijding van wapenbezit nieuw leven ingeblazen. 

De vraag is wat president Saleh zal doen met de Amerikaanse gift van 150 miljoen dollar na de mislukte aanslag van Abdulmuttalib. Officieel is het geld bedoeld ter bestrijding van al-Qaida, maar Arabische kwaliteitskranten stellen dat deze organisatie in Jemen een ondergeschikt probleem is en er slechts een paar honderd aanhangers heeft. Saleh zou het geld weleens kunnen gebruiken om zijn machtsbasis te verstevigen, simpelweg door zijn persoonlijke tegenstanders te bestempelen als al-Qaida. Vaststaat dat aan het cultureel diepgewortelde en wijdverbreide wapenbezit in Jemen voorlopig geen einde zal komen. 

Anna Bukhari is redacteur van ZemZem.

*) De Houthi-rebellen zijn Zaïdieten, een vorm van sjiisme. Onder het imamaat in Noord-Jemen waren de Zaïdietische Hashemieten de heersende klasse, maar na de revolutie in 1962 verloren ze vrijwel al hun macht. In 2003 kwamen de Zaïdieten in de noordelijke stad Saada voor het eerst in opstand, onder leiding van de Hussein Badr ad-Din al-Huthi, die in 2004 door regeringstroepen gedood werd. Hussein al-Huthi behoort tot een bekende Hashemitische familie en maakte van 1993 tot 1997 deel uit van het Jemenitische parlement. Na een conflict met de president trok hij zich terug en richtte zijn eigen groep volgelingen op, de Shabab al-Mu’min, Na zijn dood nam zijn broer Abdalmalik al-Huthi de leiding over. Sindsdien zijn er zeven rondes van gewapende conflicten geweest tussen de Houthi-rebellen en de regering, zonder dat er een definitieve oplossing is gevonden. 

Wat leuk dat u geïnteresseerd bent in ZemZem!

Vaste lezer worden? U kunt in onze webshop een jaarabonnement afsluiten (22,50 per jaar). Ook kunt u hier losse nummers bestellen.