‘Als we ophouden beter te zijn, dan houden we ook op goed te zijn.’ Midden-Oostenstudies in tijden van bezuinigingen

Gepubliceerd op Gecategoriseerd als Geschiedenis, Politiek & Samenleving

Sinds september 2024 verschijnen er alarmerende berichten over de gevolgen voor Midden-Oostenstudies van de voorgenomen politieke bezuinigingen in het hoger onderwijs. ZemZem organiseerde onder leiding van Pieter Nanninga een rondetafelgesprek met Petra de Bruijn, Kiki Santing, Asghar Seyed-Gohrab en Joas Wagemakers over het belang, de ontwikkelingen en de toekomst van Midden-Oostenstudies.

Gepubliceerd in 2025/1 Kat, kameel, kameleon.

Nederland telt maar liefst vijf universiteiten waar je Midden-Oostenstudies of islamstudies kunt volgen en Arabisch, Perzisch of Turks kunt leren. Al deze universiteiten hebben in de loop der tijd hun eigen specialiteit en perspectief ontwikkeld. Zo wordt er in Utrecht veel aandacht besteed aan islamstudies, in Groningen aan politicologie en interreligieuze relaties, in Amsterdam aan hedendaagse Arabische literatuur en taalkunde, in Nijmegen aan antropologie van de islam en islam in Europa, en Leiden profileert zich met een aanpak waarbij taalverwerving en interdisciplinariteit centraal staan. De bestudering van het Midden-Oosten in al zijn facetten is in Nederland dan ook geworteld in een eeuwenoude traditie. Bovendien is de regio de laatste jaren – helaas vaak letterlijk – brandend actueel. Toch lijkt het erop dat veel van deze studies de komende tijd minstens gedeeltelijk zullen worden wegbezuinigd.

Nederland heeft een eeuwenoude traditie in het bestuderen van de islam en het Midden-Oosten

In Leiden leek het er in eerste instantie op dat maar liefst vier van de zes tracks zouden worden afgeschaft, in Utrecht proberen de opleidingen Islam & Arabisch en Religiewetenschappen samen verder te gaan als één opleiding om opheffing te voorkomen. Op het moment van schrijven is het, net als tijdens het gesprek begin februari, nog onduidelijk wat de exacte gevolgen zullen zijn, ook bij de andere universiteiten. Het ziet er intussen weliswaar naar uit dat de soep niet zo heet wordt gegeten als dat hij opgediend wordt, maar dat er klappen zullen vallen is duidelijk. Buitenlandsemesters worden afgeschaft, vakken die context bieden verdwijnen. Is het verstandig om in deze tijden de expertise over het Midden-Oosten weg te bezuinigen? Hoe kon het zo ver komen? Kunnen we het tij nog keren? En hoe zal de toekomst van Midden-Oostenstudies eruitzien?

De Universiteitsbibliotheek Leiden, 1610. Tekening: Jan van ’t Woudt, Gravure: Willem Swanenburgh. Bron: Wikimedia Commons.

Verschuivende verhoudingen op het wereldtoneel

Nederland, en met name Leiden, heeft een eeuwenlange traditie in het bestuderen van de islam en diens talen. Al in 1613 bekleedde Thomas van Erpen, of Erpenius, de eerste leerstoel Arabisch en andere Oosterse talen (uitgezonderd Hebreeuws). Voor de eerste hoogleraren was de studie van het Arabisch vaak geen doel op zich. Erpenius’ beste leerling, Jacob Golius, bijvoorbeeld, was een wiskundige die besefte dat Arabisch hem zou helpen om die discipline beter te beheersen. Hiernaast hield hij zich bezig met de studie van Perzische wiskundige en literaire bronnen.[i] Ook voor veel van hun tijdgenoten was de bestudering van Oosterse bronnen eerder een middel om de handelsbetrekkingen te verbeteren, de islamitische vijand en diens religie beter te begrijpen of het christendom te verdedigen. Adriaan Reland, benadrukte in zijn inaugurele rede Oratio Pro lingua Persica et cognatis litteris Orientalibus in 1701 het belang van de bestudering van het Perzisch evenals bronnen uit verschillende Oosterse talen om een objectieve bestudering van islam mogelijk te maken, een idee dat hij later in zijn De religione mohammedica (1705) heeft uitgewerkt. Door de opkomst van het Osmaanse Rijk en de toenemende contacten tussen Europa en de islamitische wereld werden zowel handel als diplomatie steeds belangrijker, en daarmee ook de kennis van de talen en culturen van die regio.[ii]

De meeste geleerden baseerden zich daarvoor vrijwel uitsluitend op teksten, zonder in contact te komen met moslims. Zowel Erpenius als Golius vormden daarop uitzonderingen, maar het was Christiaan Snouck Hurgronje (1857 – 1936) die met zijn extensieve veldwerk het prille begin van de moderne, antropologische bestudering van Arabisch, het Midden-Oosten en de islam markeert.[iii] Toch bestudeerden ook de oriëntalisten – zoals ze zichzelf toen nog noemden – van de eerste helft van de twintigste eeuw het Arabisch en het Midden-Oosten vooral vanuit hun studeerkamer. Die generatie kreeg bij wijze van spreken een stapel romans mee naar huis en doorgrondde op basis daarvan zowel de taal als de cultuur.

Medewerkers van de Universiteit Leiden demonstreren tegen de aangekondigde bezuinigingen op het hoger onderwijs. Leidse Garenmarkt, 10 maart 2025. Foto: Matthew Voigts.

De Koude Oorlog drukte een stempel op het onderzoeksveld

Pas na de Tweede Wereldoorlog zien we echt een verschuiving in die benadering.[iv] Met name de Koude Oorlog drukte een stempel op het onderzoeksveld in Amerika en vervolgens de rest van de wereld. Het wereldtoneel was totaal hertekend en dat gold ook voor het Midden-Oosten. De ene na de andere Arabische natie werd onafhankelijk. De staat Israël werd opgericht en de oorlogen die daarop volgden vormden de hele regio om tot een explosief kruitvat. Door het ontginnen van de olievelden in Irak en Iran werd de regio economisch belangrijker – en raakte het Westen er afhankelijker van. Een scharniermoment in de geschiedenis is ongetwijfeld het jaar 1979, toen de prowesterse sjah werd afgezet tijdens de Iraanse Revolutie, de Grote Moskee in Mekka werd belegerd door Saoedische fanatici én het Sovjetleger Afghanistan binnenviel.[v] Plots waren de ogen van de wereld gericht op het Midden-Oosten.

Van filologie tot internationale betrekkingen

Daardoor nam vanaf de jaren tachtig ook de academische interesse in de regio toe, en verschillende nieuwe leerstoelen en opleidingen werden opgericht. De focus kwam, mede door het controversiële maar baanbrekende boek Orientalism van Edward Said, te liggen op het contemporaine Midden-Oosten. De sociale wetenschappen deden hun intrede in de bestudering van de islam en de Arabische wereld. Voortaan is er aandacht voor politiek, economie, klimaat en minderheden. Al deze aspecten zijn, naast cultuur, vanzelfsprekend belangrijk, maar intussen is er met een beetje geluk nog één apart vak voor literatuur overgebleven. En dat is jammer, zegt Petra de Bruijn: ‘Misschien lag de nadruk in het verleden wat te veel op literatuur. Maar cultuur is ontzettend belangrijk om je een beeld te vormen van hoe die maatschappij in elkaar zit. Heel vaak is een cultuuruiting een reflectie op wat er in die maatschappij gebeurt. Ik heb ontzettend veel geleerd van al die boeken die ik gelezen heb.’

In dezelfde periode werden de zogenaamde gastarbeiders steeds vaker in de eerste plaats gezien als moslims en beginnen populistische politici de islam voor te stellen als een probleem dat opgelost dient te worden. Wanneer zich in 2001 twee vliegtuigen in de Twin Towers boren, stromen de studenten Arabisch toe. Joas Wagemakers herinnert het zich nog goed: ‘Ik begon met mijn studie in Nijmegen op 1 september 2001, tien dagen vóór de aanslagen. Inclusief ikzelf waren er vijf eerstejaars, het jaar daarop zesendertig. Sinds de oliecrisis in de jaren zeventig waren er nooit zoveel inschrijvingen geweest. Daarna kalfde het uiteraard weer af. De mensen die dachten geld te verdienen in ons vakgebied kwamen snel van een koude kermis thuis.’

Maar de druk om de islam op academisch niveau te bestuderen neemt toe, met nieuwe aandacht voor de islam in het Westen. Wanneer het International Institute for the Study of Islam in the Modern World (ISIM) in 2010 teloorgaat, volgen er kamervragen. Daarop wordt de nationale onderzoeksschool NISIS (Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies) opgericht waarin experts uit heel Nederland en later ook Vlaanderen zich verenigden. In Leiden wordt geïnvesteerd in het speciale kenniscentrum LUCIS (Leiden University Centre for the Study of Islam and Society).

Men weegt kaneel bij ‘t lood

De studentenaantallen voor opleidingen zoals Midden-Oostenstudies en Islam & Arabisch zijn over het algemeen vrij laag. Precies dat is de reden dat de faculteitsbesturen van verschillende universiteiten vorig jaar aankondigden dat het niet langer houdbaar is om deze en andere kleine bacheloropleidingen te behouden, nu de overheidsbezuinigingen hen dwingen om in eigen vlees te snijden. Daarbij zijn twee belangrijke bedenkingen te maken. Ten eerste zijn de opleidingen helemaal niet zo klein als ze lijken. Het criterium betreffende het aantal hoofdvakstudenten mag dan niet altijd worden gehaald, maar de collegezalen zitten wel degelijk vol. In Utrecht bijvoorbeeld volgen gemiddeld 40 studenten een cursus binnen Islam & Arabisch, de eerstejaarscursus Arabisch telde vorig jaar zelfs maar liefst 143 studenten.[vi] In tijden waarin interdisciplinariteit hoog in het vaandel wordt gedragen, zouden we deze ‘bijvakkers’ net moeten toejuichen. Een tweede, nog fundamenteler bedenking, is of we de ‘rendabiliteit’ van opleidingen wel moeten meten aan de hand van ECTS, studentenaantallen of geld in het algemeen.

De rapporten van respectievelijk de Adviescommissie Kleine Letteren (1991) en van de Commissie Toekomst van de Geesteswetenschappen (1995)

Door die bril bekeken zullen de geesteswetenschappen er altijd bekaaid vanaf komen. Universiteiten investeren er minder in dan in het bèta-onderzoek, waarvan de resultaten concreter en sneller toepasbaar zijn. Externe geldschieters zijn ook minder geneigd om te investeren in bijvoorbeeld het bestuderen van middeleeuwse handschriften dan de ontwikkeling van een nieuw vaccin. Bij de universitaire bestuurders valt te horen dat ze de unica bijzonder waardevol vinden en liefst willen behouden, ook al trekken ze weinig studenten, maar dat ze in financieel zware tijden moeilijk te bekostigen zijn. Al in 1995 stelde Vonhoff in zijn rapport Men weegt kaneel bij ’t lood[vii] dat de klassieke opleidingen binnen de geesteswetenschappen een aparte status zouden moeten krijgen, waarbij hun financiering niet afhangt van de studentenaantallen: ‘Ze moeten de ruimte krijgen, zowel financieel en organisatorisch als in de tijd. Het gaat om het behoud van de cultuur, om mensen met een roeping, om onderzoekers die niet direct aangesproken hoeven te worden op de repliceerbaarheid van hun werk.’ De zogenaamde Staalgelden die universiteiten sinds begin jaren negentig van de overheid krijgen om een aantal kwetsbare talenstudies te beschermen gingen in de loop der tijd op in de lumpsum en zijn volgens de decanen te weinig om de kosten te dekken.[viii] Toen minister van Onderwijs Ronald Plasterk in 2009 100 miljoen euro overhevelde van de basisfinanciering van de universiteiten naar het NWO waren het opnieuw de alfa’s die het zwaarst werden getroffen. Op sommige universiteiten volgde zelfs een reorganisatie binnen de geesteswetenschappen. Toch worden opnieuw dezelfde argumenten gebruikt om opleidingen samen te voegen of zelfs volledig te schrappen. Kiki Santing vat het treffend samen: ‘Het is uiteindelijk een kwestie van visie. Op sommige opleidingen verdien je geld en op sommige niet, maar daarmee dien je wel een maatschappelijk doel. Daar kun je ook gewoon domweg voor kiezen.’

Specialisten of generalisten?

Intussen kiezen studenten steeds vaker voor brede bachelors, zoals Europese Talen en Culturen of International Studies. Het is logisch dat dat voor universitaire bestuurders financieel aantrekkelijker is dan een handvol studenten die een ‘kleine taal’ leren. Maar het onderbrengen van talenopleidingen onder brede bachelors heeft een groot nadeel, legt Santing uit: ‘Onderwerpen zoals extremisme en oorlog scoren bij studenten, dat merken wij ook en dat was de belangrijkste reden voor heel wat programmawijzigingen. Maar als we bijvoorbeeld onder Internationale Betrekkingen gaan vallen, dan mogen we het alléén nog hebben over geopolitiek, fundamentalisme en conflict. Dan is er geen ruimte meer voor de films die worden gemaakt, de boeken die worden geschreven en andere bepalende gebeurtenissen in de regio. Dan schets je een wel heel eenzijdig beeld.’

Nuanceren, kaderen en relativeren heeft een enorme meerwaarde

Met een beetje kwade wil zou je misschien kunnen stellen dat die talen of specialisten overbodig zijn geworden in de huidige tijd. Iedereen kan immers een boek lezen over de islam of het Midden-Oosten, daar heb je toch helemaal geen universitaire opleiding voor nodig? Wagemakers: ‘In zekere zin is daar natuurlijk iets van waar; er is tegenwoordig inderdaad veel informatie beschikbaar. Maar als je een boek leest, ben je toch overgelaten aan de keuze die de auteur van het boek maakt. Een van de mooie dingen aan de opleidingen die wij verzorgen is juist dat je een heel brede aanpak krijgt, met aandacht voor de historische context en allerlei verschillende perspectieven. Je krijgt mee dat er salafi’s en groeperingen zoals IS zijn, maar je maakt ook kennis met soefisme, poëzie en andere culturele uitingen. Je leert dat er op heel verschillende manieren over allerlei onderwerpen wordt gedacht. Dat helpt ontzettend om dingen te nuanceren, te kaderen en te relativeren. Dat heeft toch echt een enorme meerwaarde boven het gewoon lezen van boeken.’ De Bruijn vult nog aan: ‘Over de grote historische, economische of sociologische onderwerpen kun je inderdaad heel wat lezen dat in het Westen gepubliceerd is. Maar zodra je onderwerp meer met cultuur te maken heeft of bijvoorbeeld met lokale organisaties over vrouwenrechten en dergelijke, moet je toch echt werken met primaire bronnen. Kennis van de taal blijft dus onontbeerlijk om echt inzicht te krijgen in de regio.’

Het veelgehoorde argument dat universitair onderwijs zich dubbel en dwars terugverdient[ix] geldt niet of in ieder geval minder voor geesteswetenschappers, die maar weinig bijdragen aan het bruto nationaal product. Maar dat is dan ook niet de primaire doelstelling van een universiteit. Die is er, onder andere, om de maatschappij scherp te houden.[x] De echte vraag die we moeten durven stellen is dan ook: wat voor maatschappij willen we zijn? En wat voor universiteit past daarbij? De democratie staat in heel wat landen onder druk, fakenieuws tiert welig, polarisering beheerst het debat. De enige manier om daar tegengewicht aan te bieden is door kritische denkers op te leiden en het woord te geven.[xi] Mensen die de geschiedenis kennen, de bronteksten in de originele taal kunnen lezen en toelichten, de context analyseren. Alfa’s dus, onder andere Midden-Oostenspecialisten. Het lijdt geen twijfel dat er geen 75 afgestudeerde islamologen per jaar nodig zijn, of 50 vertalers uit het Perzisch. Maar als niemand meer in staat is om met een gedegen academische opleiding het debat te beïnvloeden, staat de deur naar autoritair beleid wijd open.

Stilstand is achteruitgang

De omvang van de bezuinigingen en de precieze effecten ervan zijn zoals gezegd op dit moment nog onduidelijk, maar het staat buiten kijf dat er klappen zullen vallen. De nadelen van opgaan in een bredere studie zijn uitgebreid belicht in het gesprek, het afschaffen van hele specialisaties nog meer. Is het – los van de personele rampen die dat onvermijdelijk met zich zou meebrengen – een oplossing om de opleiding bij minder universiteiten onder te brengen, zoals ook voor andere kleine talen wel eens wordt geopperd? Volgens Asghar Seyed-Gohrab zeker niet: ‘Het niveau van het islamdebat is al lamentabel, hoezeer we ook ons best doen om daar verandering in te brengen. Als dat met vijf centra in het land al niet lukt, stel je dan eens voor hoe het zou zijn als er maar een van overeind blijft… Maar niets belet ons natuurlijk om meer samen te werken, bijvoorbeeld in een gezamenlijke master. Je zou daarbij kunnen denken aan docentenuitwisseling, wat gemakkelijker te organiseren is dan studentenuitwisseling.’ De anderen vallen hem unaniem bij.

De vijf opleidingen hebben elk hun eigenheid en die moet je zeker zien te behouden. Ze vormen samen een soort mozaïek, een landelijk collectief. Er bestaan nu al mooie samenwerkingsverbanden zoals NISIS en de instituten in Caïro, Rabat en Istanbul met een landelijke taakstelling. Daar geldt natuurlijk net zozeer de dreiging van minder beschikbare middelen, dus het is geen oplossing om daar dan maar meer zaken te beleggen. De panelleden zijn het er wel volmondig over eens dat het belangrijk is om samen een front te vormen: ‘Met name op het vlak van maatschappelijke initiatieven is er nog wel meer mogelijk. We proberen met ons allen te bedenken hoe je meer kunt doen met minder geld, want ook al kun je in vraag stellen of iedere opleiding per se geld moet opbrengen, het gaat uiteindelijk natuurlijk wel om belastinggeld dat je zo goed mogelijk wil besteden. De expertise die wij gezamenlijk hebben en de kennis die wij overdragen is belangrijk om maatschappelijke fenomenen zoals discriminatie en de identiteit van ons land te begrijpen en een bijdrage te leveren aan een betere, inclusievere maatschappij.’ Maar zelfs als dat niet zo was, en als het Midden-Oosten niet zo brandend actueel was, dan nog hebben de geesteswetenschappen en Midden-Oostenstudies waarde op zich. Wagemakers: ‘Als er op een universiteit al geen ruimte meer is voor wat niet per se geld oplevert maar wel belangrijk is voor ons historisch besef, ons collectief cultureel bewustzijn, waar kan dat dan nog wel? We zeggen toch ook niet dat we nou intussen wel weten wie Plato en Aristoteles zijn en de filosofie dus wel kunnen afschaffen? Als we ophouden beter te worden, houden we op goed te zijn.’

Gespreksleider: Pieter Nanninga (universitair docent Midden-Oostenstudies, Rijksuniversiteit Groningen).

Panelleden: Petra de Bruijn (universitair docent Turkse studies, Universiteit Leiden), Kiki Santing (universitair docent Midden-Oostenstudies, Rijksuniversiteit Groningen), Asghar Seyed-Gohrab (hoogleraar Iraanse en Perzische Studies, Universiteit Utrecht), Joas Wagemakers (universitair hoofddocent Islam en Arabisch, Universiteit Utrecht.

Bestel het nieuwe nummer in onze webshop.

Noten

[i] Asghar Seyed-Gohrab, “Teaching Persian Literature in Europe: A Case from the Netherlands,” in The Art of Teaching Persian Literature From Theory to Practice, red. Franklin Lewis, Asghar Seyed-Gohrab, Pouneh Shabani-Jadidi (Leiden: Brill, 2024), 74-101.

[ii] Arnoud Vrolijk en Richard van Leeuwen, Arabic Studies in the Netherlands. A Short History in Portraits, 1580 – 1950 (Leiden: Brill, 2014).

[iii] Ruud Strijp, Monique Bernards en Dick Douwes (red.), Sharqiyyat, Tijdschrift van de Nederlandse Vereniging voor de studie van het Midden-Oosten en de Islam (Leiden, 2003).

[iv] Léon Buskens, “Middle Eastern Studies and Islam, Oscillations and Tensions in an Old Relationship,” in Islamic Studies in the Twenty-first Centrury, red. Léon Buskens en Annemarie van Sandwijk (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2016), 241-267.

[v] Kim Ghattas, Zwarte Golf (Amsterdam: Nieuw Amsterdam, 2020).

[vi] Joas Wagemakers, ”Transitieplan is onjuist, onduidelijk en visieloos. Waarom Islam & Arabisch behouden moet blijven”, 6 november 2024, voor het laatst geraadpleegd op 29 maart 2025 via https://dub.uu.nl/nl/opinie/waarom-islam-arabisch-behouden-moet-blijven.

[vii] Hendrik Johan Lubert Vonhoff, Men weegt kaneel bij ’t lood (Commissie Toekomst van de Geesteswetenschappen, 1995).

[viii] Baby Krishna : rapport van de Adviescommissie Kleine Letteren (Adviescommissie Kleine Letteren onder leiding van Frits Staal, 1991).

[ix] Hugo Erken, “50 miljard investeren in onderwijs en innovatie verdubbelt economische groei,” 7 oktober 2019, voor het laatst geraadpleegd op 28 maart 2025 via https://www.rabobank.nl/kennis/d011309912-50-miljard-investeren-in-onderwijs-en-innovatie-verdubbelt-economische-groei.

[x] Ingrid Robeyns, “Hoe zwakker de universiteit, hoe gemakkelijker het kabinet autoritair beleid kan doorvoeren,” 8 november 2024, voor het laatst geraadpleegd op 29 maart 2025 via https://www.nrc.nl/nieuws/2024/11/08/hoe-zwakker-de-universiteit-hoe-gemakkelijker-het-kabinet-autoritair-beleid-kan-doorvoeren-a4872384.

[xi] Naeeda Aurangzeb, ”Hoogleraar Ali Asghar Seyed-Gohrab: “Bezuinigen op de geesteswetenschappen is bezuinigen op verbinding’,” Trouw, 10 maart 2025, voor het laatst geraadpleegd op 14 april 2015 via https://www.trouw.nl/religie-filosofie/hoogleraar-ali-asghar-seyed-gohrab-bezuinigen-op-de-geesteswetenschappen-is-bezuinigen-op-verbinding ).

Sarah Michiel

Sarah Michiel is medehoofdredacteur van ZemZem en instituutsmanager van het NIMAR (Universiteit Leiden) in Rabat. Ze heeft een master in de logopedie en in het vertalen (Arabisch - Frans - Nederlands).

More Posts

Door Sarah Michiel

Sarah Michiel is medehoofdredacteur van ZemZem en instituutsmanager van het NIMAR (Universiteit Leiden) in Rabat. Ze heeft een master in de logopedie en in het vertalen (Arabisch - Frans - Nederlands).

Wat leuk dat u geïnteresseerd bent in ZemZem!

Vaste lezer worden? U kunt in onze webshop een jaarabonnement afsluiten (22,50 per jaar). Ook kunt u hier losse nummers bestellen.