Turkijes grensstreek, de Syrische burgeroorlog en de Koerden

Gepubliceerd op Gecategoriseerd als Geschiedenis, Politiek & Samenleving

De Turkse poging om een ‘safe area’ op te richten langs de Syrische noordelijke grensstreek is een recente poging tot het formuleren van een beleid ten aanzien van de burgeroorlog in Syrië. Niet alleen is dit aantoonbaar een instrumentalisering van het Syrische lijden in het belang van Turkije, maar deze politieke manoeuvre doet ook een aantal bekende thema’s herleven uit de Turkse geschiedenis. Zoals de periodieke Turkse dreiging om Syrië binnen te vallen en de preoccupatie van de Turkse natiestaat met etnische demografie, vooral in de grensgebieden.

Gepubliceerd in 2015/2 De Koerden.

Turkije is geen historische uitzondering gezien de wijze waarop natiestaten hun grensgebieden hebben geconstrueerd. Staatsvorming bestond in de moderne tijd (ruwweg vanaf de Franse Revolutie) uit een dubbele strategie van de aanleg van fysieke en politieke grenzen, evenals de constructie van etnische, culturele en nationale grenzen. In de premoderne imperia waren grenzen overwegend poreuze zones, zonder het strikte toezicht en de controle van de moderne staat. Twee ontwikkelingen veranderden vanaf de negentiende eeuw het grensbeheer op zeer grondige wijze. Technologische ontwikkelingen versterkten de infrastructurele macht van de staat over haar grenzen en de opkomst en verspreiding van het nationalisme politiseerde grensgebieden als fundamenteel betwiste regio’s.

In de ideale natiestaat vallen staat en natie precies samen: elk lid van de natie is een inwoner van de natiestaat. Geen lid van de natie leeft in principe buiten de staat, en belangrijker is dat geen niet-leden van de natie in de staat te verblijven. Hoewel er vrijwel geen ideale natiestaten bestaan, is homogeniteit een belangrijk ideaal. Grensgebieden zijn ruimtes waar die homogeniteit van de natiestaat het vaakst aangevochten worden, behalve in Turkije is dat bijvoorbeeld het geval in Hongarije, Kirgizië, Bulgarije en Ethiopië.

Een ‘safe area’ in noord-Syrië?
Vanaf de oprichting van de Turkse Republiek in 1923 hebben opeenvolgende Turkse regeringen zich ten doel gesteld om de grenzen van het land politiek en vooral etnisch-demografisch veilig te stellen. Als de langste landgrens van beide landen, ontving de Turkse-Syrische grens speciale aandacht: het etnisch homogeniseren van de grensstreek is hier het belangrijkste voorbeeld van. Het gebied is soms opgevat als een natuurlijke grens, waar de Anatolische hoogvlakte overgaat in de Mesopotamische woestijn, ofwel als een bufferzone tegen bedreigende ideologieën zoals politieke islam en vooral Koerdisch nationalisme, en momenteel wordt het gebied gezien als een ‘safe area’ voor ontheemde Syriërs. Er zijn minstens twee knelpunten binnen het idee van een veilige zone in noord-Syrië. Allereerst is er het probleem van geloofwaardige toezeggingen (credible commitments). De dramatische val van de ‘safe area’ Srebrenica in juli 1995 leerde ons de les dat geen enkele plek verklaard dient te worden als veilige zone, tenzij er een politieke wil bestaat om het gebied
te beschermen met overweldigende militaire kracht. Tot nu toe heeft het Turkse leger niet concreet ingegrepen om het
Assad-regime ervan te weerhouden haar moorddadige geweld tegen burgers aan de overkant van de grens te staken. Een veilig gebied zou ongetwijfeld schermutselingen met het Syrische leger van Assad en IS betekenen, maar ook het noodzakelijk onderhouden van burgerlijk bestuur en de openbare orde in het gebied. De Turkse overheid meent nu dit karwei te kunnen klaren met behulp van Syrische Turkmeense soldaten als gevolmachtigde vredesmacht.

In de ideale natiestaat
vallen staat en natie
precies samen

Het tweede probleem is etnische politiek. Typisch voor de moderne natiestaat, hebben de opeenvolgende Turkse politieke elites de noord-Syrische maatschappij bezien als een reeks van etnische risicofactoren. Turkije stelt zich vijandig op tegenover Armeniërs, Koerden, Assyriërs, alawieten, druzen en andere minderheden die werden vermoord in en verdreven uit oost-Turkije in de eerste helft van de twintigste eeuw. Sterker nog, in tegenstelling tot een ‘veilige zone’, kan de behandeling van Oost-Anatolië door de Turkse Republiek worden gekarakteriseerd als een ‘geweldszone’.

Vooral de grensstreek is sinds 1923 consequent argwanend bekeken. Het is een gevaarlijke strook, waar veel mensen ledematen missen als gevolg van mijnenvelden, zoals levendig uitgebeeld door Yılmaz Güney in zijn klassieke film ‘De Weg’ (Yol). Kortom, een Turkse ‘safe area’ in Syrië zou onlosmakelijk verbonden zijn met het Turkse project van etnisch-religieuze homogenisering

Echo’s uit een verleden
Een opvallend vergelijkbare logica van etnische zuiveringen in het Turkse grensgebied werd in de jaren dertig tegenover de Koerden nagestreefd. Op 15 maart 1937 schreef de toenmalige Turkse minister van Binnenlandse Zaken Şükrü Kaya aan zijn leidinggevende Mustafa Kemal Atatürk, dat de Syrische kant van de Turks-Syrische grens voornamelijk door Koerden werd bewoond. De eenheid van taal, karakter, en menselijk gevoel aan beide zijden van de Syrische grens zou Koerdische nationalisten wel eens kunnen inspireren om aanspraken te maken op een toekomstige onafhankelijke staat. Kaya’s demografische oplossing voor deze vermeende bedreiging van de Turkse staatsveiligheid was ‘Turkificatie’, Türkleştirme, door deportatie van Koerden uit de grensstreek, en het vestigen van Turken in hun plaats. Maar de Kemalistische
dictatuur liet het daar niet bij. Syrië-expert Seda Altuğ heeft overtuigend laten zien hoe Ankara herhaaldelijk de Franse autoriteiten verzocht om het mandaatgebied van de Syrische kant van de grens te ‘reinigen’ van dissonante minderheden zoals de Armeniërs en Koerden.

De Koerden die werden onteigend, gedenaturaliseerd, verdreven, en permanent verbannen uit hun voorouderlijke dorpen, werden bij aankomst in Syrië op hun beurt getroffen door wederom een vorm van discriminatie. Vier decennia lang voerde het Arabisch-nationalistische regime van Hafiz en Bashar al-Assad namelijk een soortgelijk programma uit van etnische vervolging aan hun kant van de grens. Van het programma in 1962-’63 om Koerden te deporteren uit de buurt van het grensgebied, tot aan het oproer en de massamoord in Qamishli in 2004, werden de Syrische Koerden onderworpen aan complexe vormen van ‘Arabisatie’, ta’rib. Ze verloren onder meer hun recht op arbeid, onderwijs, bewegingsvrijheid, bezit van eigendom en het cultiveren van landbouwgrond. Naast de overeenkomsten in de methoden met het Turks nationalistische beleid enkele tientallen jaren eerder, droegen ook de doelstellingen dezelfde kenmerken van nationalistische homogenisering: coöptatie en culturele assimilatie.

De AKP regering: plus ça change…?
Toen de AKP aan de macht kwam in Turkije in 2002, was er wijdverbreide hoop dat de discriminerende en exclusivistische definitie van de Turkse nationaliteit plaats zou maken voor een bredere definitie die alle moslims, met inbegrip van de Koerden als medeburger ziet. Bij de verkiezingen van 2007 en 2011 deed de AKP het vrij goed in de Koerdische gebieden, en een aanzienlijke Koerdische achterban steunt nog steeds de AKP en niet de HDP. In steden als Bitlis of Van zijn sommige families en stammen zelfs gespleten: de ene helft stemt voor de ene politieke partij, de andere helft voor de andere. ‘We zijn in de eerste plaats moslims, dan pas Koerden’, zou een vrij typische houding zijn van Koerden die de AKP ondersteunen. Dit veranderde in 2015.

We zijn in de eerste
plaats moslims,
dan pas Koerden

Toen bleek dat president Erdoğan een uitstekend politicus, maar een vreselijke vredestichter is. Ondanks het feit dat hij
een duurzaam vredesakkoord binnen bereik had, koos hij er zelfzuchtig voor om zijn machtsbasis uit te breiden en in
stand te houden. Als vrede met de PKK zijn macht uitbreidt, zal hij vrede sluiten met de PKK; als oorlog met de PKK zijn macht uitbreidt, zal hij oorlog ontketenen met de PKK. De logica is kristalhelder. Het beleid van de AKP tussen de twee verkiezingen van 2015 zijn voor vele Turken en Koerden een eye-opener, wellicht zelfs een openbaring geweest. In plaats van een aanhoudende uitbreiding van burgerschapsrechten in de Turkse Republiek, toont het Syrië-beleid van de AKP aan dat de Turkse Republiek, ongeacht de politieke kleur van de overheid (republikeins, nationalistisch, islamitisch), etnische verschillen niet alleen in het binnenland op etnisch-nationalistische principes poogt te homogeniseren, maar ook in het buitenland, zoals in de Syrische grensstreek. Het kijkt met paranoia naar de kleine, geïsoleerde en machteloze Republiek Armenië aan haar oostgrens. De Arabische alawieten uit de Turkse provincie Hatay worden bekeken met wantrouwen en ‘guilt by association’. Naast de bestaande existentiële verdachtmakingen van binnenlandse Koerden, weigert het de Syrische Koerden als politieke spelers serieus te nemen..

Verantwoordelijkheden van buurlanden
Historisch gezien is massale repressie door nationale staten vaak gestopt door buurlanden. Zo moest de Sovjet-Unie tijdens de Tweede Wereldoorlog helemaal doorstoten naar Berlijn om Hitler van de troon te stoten en onbedoeld ook zijn
genocides te stoppen. In 1978 viel Vietnam het Cambodja van de Rode Khmer binnen. En alleen toen het door Uganda gesteunde Rwandese Patriottische Front het Rwandese leger versloeg kwam de genocide in 1994 tot een einde. In geen van
deze gevallen was het doel van de interventies de beëindiging van het geweld tegen burgers, maar nochtans het resultaat. Als een brede coalitie, uiteraard in alliantie met Turkije, in 2011 een veel agressievere houding had aangenomen tegen het systematische, categorische geweld van het Assad-regime tegen burgers, dan hadden we nu wellicht niet een sterk IS gehad, en ook geen obscene vormen van pijn en lijden, miljoenen Syrische vluchtelingen, en ontevreden moslimjongeren die tot jihadistische bewegingen toetraden. Humanitaire interventie en het voorkomen van genocide worden in de literatuur vaak gezien als wederzijds uitsluitende fenomenen. In dit geval kan ingrijpen een vorm van preventie zijn. Het afgezaagde begrip ‘conflict spill-over’ (het idee dat burgeroorlogen over de directe landsgrenzen grote impact kunnen maken op buurlanden) mist een belangrijk punt: voor landen die een lange landgrens en overlappende bevolkingsgroepen delen, is ‘spillover’ een natuurlijk sociologisch uitvloeisel van de transnationale banden, of het nu via families is of via stammen. Şükrü Kaya had dit misschien wel beter begrepen dan de huidige politieke elites in Turkije.


Uğur Ümit Üngör is Universitair Hoofddocent Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en als onderzoeker verbonden aan
het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) in Amsterdam.


Literatuur
Mark Levene, “Creating a Modern ‘Zone of Genocide’: The Impact of Nation- and State-Formation on Eastern Anatolia,
1878-1923”, in: Holocaust and Genocide Studies, 12/3 (1998), 393-433.
Robin Yassin-Kassab & Leila Al-Shami, Burning Country: Syrians in Revolution and War (Londen: Pluto Press, 2016).
Harriet Allsopp, The Kurds of Syria: Political Parties and Identity in the Middle East (London: I. B. Tauris, 2014).
Uğur Ümit Üngör, The Making of Modern Turkey: Nation and State in Eastern Anatolia, 1913-1950 (Oxford: Oxford University Press, 2011).

Wat leuk dat u geïnteresseerd bent in ZemZem!

Vaste lezer worden? U kunt in onze webshop een jaarabonnement afsluiten (22,50 per jaar). Ook kunt u hier losse nummers bestellen.