De transformatie van de Chinese islam in de moderne tijd
Intellectuele uitwisseling in de negentiende eeuw zorgde voor een ‘Arabisering’ van de Chinese islam. Jiang Xiaokun vertelt over het aanvankelijke isolement van de islam in China en over de intellectuelen die op reis gingen, Arabisch leerden, en terug in China hervormingen doorvoerden.
Gepubliceerd in 2023/1 China
De geschiedenis van de islam in China begon al tijdens het leven van de profeet Mohammed: Masjid al-Manar (De Vuurtorenmoskee) in de stad Guangzhou (Kanton) is de oudste moskee in China en werd opgericht aan het begin van de zevende eeuw (afbeelding 1). De stichter ervan, Sa‘d ibn Abi Waqqas (c. 595-c. 674), was een metgezel van de profeet Mohammed.1
De Chinese islam is traditioneel gezien sterk vervlochten met lokale factoren, aangezien Chinese moslims eeuwenlang afgesloten van de rest van de moslimwereld hebben geleefd. Dit artikel stelt dat de Chinese islam sinds de negentiende eeuw getransformeerd is onder invloed van contacten met islamitische intellectuelen in de Arabische wereld.
Wortel schieten
In de eerste eeuwen bestond de moslimbevolking van China uit islamitische diplomatieke gezanten, kooplieden, zeelui, soldaten en reizigers die helemaal uit het Midden-Oosten naar China waren gekomen. Tegen de tijd van de Yuan-dynastie (1271-1368), een onderdeel van het Mongoolse Rijk onder het bestuur van de Grote Khans, had de moslimgemeenschap in China zich op zo’n manier ontwikkeld dat hij niet meer weg te denken was.
Ondanks het groeiende aantal moslims in China bleven Chinezen de islam beschouwen als een ‘religie van buitenlanders’ die hoorde bij de immigranten wier uiterlijk, taal, eetgewoonten en andere aspecten van hun leven hetzelfde waren als in hun landen van oorsprong.2 Toch begon de islam in deze periode ook duidelijk wortel te schieten in China. Een goed voorbeeld hiervan is de taal die Chinese moslims gebruikten als ze het over religie hadden, namelijk Jing-tang yu, de taal (yu) die in de Chinese madrassa’s (islamitische scholen; jingtang) gebruikt werd en die aan het einde van de veertiende eeuw het Perzisch en Arabisch verving. Hoewel het veel Arabische en Perzische woorden (vooral zelfstandige naamwoorden) bevat, zijn de uitspraak en de grammatica grotendeels gebaseerd op het Chinese noord-westelijke dialect en is het getranscribeerd in Chinese tekens. Dit werd het dominante communicatiesysteem onder moslims die in Chinese madrassa’s studeerden, hoewel de schoolboeken ook nog steeds in het Arabisch en Perzisch geschreven werden.
Verder lezen? Bestel het nummer nu in onze webshop.
Jiang Xiaokun is een promovendus aan de afdeling Filosofie en Religiewetenschappen van de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek richt zich op salafisme onder Chinese gemeenschappen in China en Maleisië.
Vertaling: Joas Wagemakers
Noten
- Nancy Shatzman Steinhardt, “China’s Earliest Mosques,” Journal of the Society of Architectural Historians 67, nr. 3 (2008): 330–61.
- Voor een korte inleiding over moslims in China tijdens deze periode, zie John Chaffee, “Diasporic Identities in the Historical Development of the Maritime Muslim Communities of Song-yuan China,” Journal of the Economic and Social History of the Orient 49, nr. 4 (2006): 395-420.
- Voor meer informatie over deze intellectuele traditie en de zogenaamde ‘Han Kitab’ werken, zie: Kristian Petersen, Interpreting Islam in China: Pilgrimage, Scripture, and Language in the Han Kitab, AAR ACADEMY SER (New York, 2017).
- Leor Halevi, “Is China a House of Islam? Chinese Questions, Arabic Answers, and the Translation of Salafism from Cairo to Canton, 1930-1932,” Die Welt des Islams 59, nr. 1 (2019): 33-69.