Bedrieglijk en kwetsbaar

Gepubliceerd op Gecategoriseerd als Politiek & Samenleving, Religie & Zingeving

Reisverslag

‘Mag ik als NGO-medewerker met een militair vliegtuig reizen?’ Albert van Hal van ontwikkelingsorganisatie Cordaid reisde in het voorjaar een week door Afghanistan. Op bezoek in Kabul en Uruzgan.

Gepubliceerd in 2009/2 Verkiezingen in Afghanistan

Nadat de piloot ‘in de naam van Allah, de meest machtige en genadige, welkom aan boord’ heeft gezegd, stijgen we op vanaf het vliegveld van Islamabad. Na een achtdaagse rondreis in Pakistan landen we twee uur later in Kabul. Plaatselijke collega’s pikken mij op. Ze zijn blij dat ik deze maandagmiddag veilig Pakistan achter mij heb gelaten. Die ochtend was er een grote, goed gecoördineerde aanval op de politieschool in Lahore. Ik schrik een beetje. Zondagmiddag liep ik nog door Lahore. ‘Pakistan verkeert in grote problemen’, zeggen mijn Afghaanse collega’s.

Volgens veiligheidsdeskundigen in Kabul heeft het controversiële akkoord van 8 februari in de Swat-vallei in Pakistan nu al zijn uitwerking op de veiligheid in Afghanistan. Op aandringen van het Pakistaanse leger sloten de Pakistaanse overheid en de Taliban een overeenkomst: de Taliban mochten in de vallei de sharia-rechtspraak invoeren als ze de wapens zouden neerleggen. De vrees dat de Taliban de vallei toch als uitvalsbasis zouden gebruiken voor expansie is uitgekomen. In de laatste weken van maart zijn de opstandelingen vooral actief in de provincie Kunar, in het oosten van Afghanistan en grenzend aan Pakistan. Er zijn zeven ‘incidenten’ per dag volgens dezelfde veiligheidsdeskundigen.

Albert van Hal tijdens een potje volleybal in Afghanistan.

De volgende dag wil ik naar Tarin Kowt in Uruzgan vliegen. Daarom besluit ik de troebelen in Pakistan uit mijn hoofd te zetten. Helaas mag ik op het laatste moment niet mee met de reeds geboekte vlucht. Het vliegtuig zit vol. Gelukkig biedt de Nederlandse ambassade uitkomst. Ik kan met een Nederlandse diplomaat meereizen op een NAVO-vlucht. Omdat ik dringend naar Uruzgan moet, neem ik het aanbod graag aan. Later op mijn hotelbed besef ik een principiële discussie te hebben overgeslagen: mag ik als NGO-medewerker met een militair vliegtuig reizen?

Bij de ingang van het militaire deel van de luchthaven Kabul vraagt een Nederlandse soldaat: ‘Heb je een helm en scherfvest bij je?’ Die heb ik niet, dus kijkt Defensie of het nog wat restanten heeft liggen. Na een ochtend wachten en pingpongen in het Holland House op de luchthaven vertrekken we uiteindelijk in de middag met een c130 van de Australian Airforce naar Kandahar. Ik val als burger op tussen alle Amerikaanse en Australische soldaten: als enige draag ik een wit scherfvest en een ME helm. Gelukkig heb ik oordopjes, want de herrie van de motoren is oorverdovend.

Aan het eind van de middag landen we op KAF, de luchtmachtbasis bij Kandahar. Defensie zorgt goed voor me: ik krijg een bed in een chalet. Dat is hier een ijzeren container met twee stapelbedden en op de deur het bordje VIP room. Als ik even later de Nederlandse persvoorlichter bezoek klinkt het luchtalarm. We moeten op de grond zitten tegen de wand. Na enkele minuten volgt het signaal dat de kust weer veilig is. Tijdens de briefing in de Dutch Corner, de kantine voor de Nederlanders, hoor ik dat het waarschijnlijk om een projectiel gaat dat ergens aan de rand van het kamp is neergekomen. Meer details zijn niet bekend. Het gebeurt regelmatig dat de Taliban projectielen op de militaire basis in Kandahar afvuren. Ook Kamp Holland in Uruzgan en de luchthaven van Kabul kennen dit verschijnsel. In Afghanistan slingeren nog veel granaten rond uit de tijd van de Sovjetbezetting. Omdat de Taliban niet over moderne lanceerapparatuur beschikken, kunnen de granaten alle kanten opgaan. Meestal richten ze nauwelijks schade aan.

Na de briefing speel ik nog een potje darts met een Nederlandse soldaat, boordschutter op een transporthelikopter. Als ik hem vertel dat ik hier ontwikkelingshulp verricht is hij verbaasd. ‘Dus ik sta hier met een burger te praten,’ merkt hij op.

Volleybal
Op weg naar Tarin Kowt. Het vliegveld ligt aan de buitenkant van Kamp Holland. De Nederlandse diplomaten brengen mij netjes naar de poort en zwaaien me uit. Buiten de poort wachten mijn Afghaanse collega’s. Ik negeer het advies van de diplomaten om buiten de poort mijn scherfvest om te doen en leg het achter in de auto. Ik reis nu met Afghaanse hulpverleners mee en met een scherfvest trek ik ongewenste aandacht.

Mijn eerste afspraak is bij de VN-missie voor Afghanistan UNAMA. In het zojuist geopende kantoor in Tarin Kowt vertelt een UNAMA-vertegenwoordiger dat er gisteren een aanslag is geweest op het gebouw van het provinciale parlement in Kandahar. Er zijn dertien doden gevallen. Een van de slachtoffers blijkt de onderdirecteur van het ministerie van Gezondheidszorg voor de provincie Kandahar, Abdul Rai Hazmal. Hem heb ik juli vorig jaar nog uitgebreid gesproken op zijn kantoor. Zijn gezicht en onze conversatie kan ik nog goed voor de geest halen. Zo komt het geweld in Afghanistan erg dichtbij.

Na een langgerekt afscheid van UNAMA vertrekken we per auto naar het kantoor van de Dutch Consortium Uruzgan (DCU). Het is een coalitie van vijf Nederlandse organisaties, waaronder Cordaid, die sinds twee jaar actief is in Uruzgan. Ik maak kennis met Haji, onze vertegenwoordiger. Hij is 24 jaar oud, vader van vijf kinderen en afkomstig uit Tarin Kowt. Als ik met hem op de foto wil, wil hij eerst zijn paaj zo netjes mogelijk om zijn hoofd en over zijn schouder draperen. Het is een doek van zeven meter lang en de meeste mannelijke Pashtun dragen hem vol trots.

Aan het eind van de middag speel ik naast het gastenverblijf een partijtje volleybal. Ik dacht als lange Nederlander de Afghanen weg te kunnen meppen, maar ze spelen erg goed.

Gezondheidszorg
Ik ben de eerste medewerker van Cordaid die op bezoek in Tarin Kowt buiten Kamp Holland slaapt. Het is een indicatie voor de verbeterde veiligheid. Mijn collega Stan van Save the Children, die vaak Tarin Kowt bezoekt, kuiert op zijn gemak de poort uit op weg naar het dichtbij gelegen kantoor van DCU. Ik loop snel achter hem aan en doe alsof ik net zo ontspannen ben. Later kom ik er achter dat we alleen dit kleine stukje te voet afleggen.

Ik breng een bezoek aan het provinciale ziekenhuis. Daar loop ik de volleyballers tegen het lijf. Het blijken allemaal artsen die elke dag na hun werk een partijtje volleybal spelen. De meesten komen uit Kabul of Jalalabad en konden daar geen werk vinden. Hun familie is achtergebleven en volleybal is de enige vorm van ontspanning.

Om zoveel mogelijk inwoners van Uruzgan van basisgezondheidszorg te voorzien werkt Cordaid sinds 2004 samen met de Afghaanse organisatie Afghan Health and Development Services (AHDS). Volgens de officiële cijfers telt de provincie 297.000 inwoners en de gezondheidszorg werkt via een systeem van verwijzingen. In de kleine dorpjes zijn vrijwilligers verantwoordelijk voor de gezondheidszorg, maar in het provinciale ziekenhuis werken specialisten.

In de onveilige gebieden is de bouw van nieuwe klinieken vertraagd, maar de overige cijfers zijn bemoedigend. Dr. Noor, directeur van AHDS in Uruzgan, geeft een aantal voorbeelden: in vier jaar tijd is het aantal vaccinaties voor kinderen onder de één jaar verviervoudigd. Een tetanusprik voor zwangere vrouwen ter preventie van tetanus bij baby’s is in vier jaar tijd vervijfvoudigd. Het aantal zwangere vrouwen dat onder medisch toezicht bevalt idem dito. Sinds een jaar zijn er in het ziekenhuis chirurgen die ook een keizersnede kunnen uitvoeren. Dat hebben ze al meer dan honderd keer gedaan en daarmee levens van kinderen en vrouwen gered.

Natuurlijk was de gezondheidszorg in Uruzgan als verwaarloosd gebied zo belabberd dat de situatie wel moest verbeteren. Maar dat nu veel meer vrouwen, en zeker zwangere vrouwen, voor behandeling een ziekenhuis bezoeken is in dit zeer conservatieve deel van Afghanistan een grote stap voorwaarts. Dr. Noor neemt me mee naar de vrouwenvleugel, afgescheiden van de rest van het ziekenhuis achter een hoge witte muur. De meeste artsen die er rondlopen zijn mannen dus voel ik me niet helemaal een curiositeit. Toch blijft het een beetje ongemakkelijk: overal staan of zitten vrouwen (vaak met baby’s) die onmiddellijk achter hun sjaal duiken zodra ze me zien. Gelukkig spelen enkele kinderen op de schommel en de glijbaan en met hen kan ik zonder enige culturele complicatie met handen en voeten een praatje maken.

In de vrouwenvleugel ontmoet ik ook drie verpleegsters: twee geven vaccinaties en de derde is vroedvrouw. Ze komen alledrie uit Uruzgan, maar meer kom ik niet te weten. Ze worden erg verlegen van mijn belangstelling. Het is niet eenvoudig om hier als vrouw te werken. Dr. Noor vertelt over een vrouw die erg blij was met haar baan in het ziekenhuis. Ook haar echtgenoot en vader waren er blij mee. De rest van de familie sprak er echter schande van en dreigde met geweld. Uiteindelijk heeft de vrouw ontslag genomen.

Ik ben stil geworden van het bezoek aan het ziekenhuis. Ik besef hoe moeilijk het is om gezondheidszorg te leveren in een oorlogsgebied als Uruzgan. De strijd tegen moedersterfte, hier ongeveer het hoogste ter wereld, is een belangrijk speerpunt. In sommige districten overlijdt één op de acht zwangere vrouwen aan complicaties tijdens zwangerschap of bevalling. De voornaamste oorzaak is een tekort aan vroedvrouwen en verpleegsters.

Vanwege de conservatieve cultuur mogen zwangere vrouwen uitsluitend medische zorg ontvangen van een vrouw. Vandaar dat AHDS meisjes uit de provincies Uruzgan en Kandahar opleidt tot vroedvrouwen en verpleegkundigen. Dat gaat met vallen en opstaan. Het valt niet mee om ouders ervan te overtuigen hun dochters te laten leren. Elk jaar volgen zes tot acht meisjes in het ziekenhuis van Kandahar een opleiding om daarna in hun dorp de moedersterfte terug te dringen. Vanwege de gebrekkige vooropleiding slagen niet alle meisjes voor het toelatingsexamen en daarom is er in de zomer een stoomcursus. Veel ouders vinden de grote stad Kandahar echter te ver en de reis te gevaarlijk. Daarom is AHDS begonnen met een vereenvoudigde opleiding tot vroedvrouw in Tarin Kowt.

Werken voor AHDS vraagt moed en opofferingsgezindheid. De laatste jaren heeft de organisatie zeven medewerkers verloren omdat ze in een vuurgevecht waren beland of op een bermbom waren gereden. Ik heb bewondering voor de mannen en vrouwen die ik heb ontmoet.

Marathon
Op vrijdag en zaterdag heb ik afspraken op Kamp Holland. Onder het genot van een kopje koffie praat ik met Nederlandse diplomaten in de voorjaarszon over veiligheid en wederopbouw. Kamp Holland bereidt zich voor op de marathon van aanstaande zondag. Ik loop de organisator Gijs Wanders (vroeger van het NOS journaal) tegen het lijf en ook een van de deelnemers, de schrijver Kader Abdolah die ook nog een groep Afghaanse politiemannen toespreekt bij hun diploma-uitreiking. Op zulke momenten vergeet ik bijna dat buiten de poort op sommige plekken hevig wordt gevochten.

Met de veiligheid en wederopbouw gaat het langzaam de goede kant op, zo begrijp ik uit de vele gesprekken. Maar dit geldt niet voor de hele provincie Uruzgan, de Nederlandse soldaten zijn namelijk niet overal actief. Een taak van het Nederlandse leger is onder andere te proberen de voedingsbodem voor steun aan de Taliban weg te nemen. Hoe werkt dat in de praktijk? De Taliban kennen niet alleen een harde kern van moslim-fundamentalisten die een islamitische heilstaat willen stichten, maar ook een grote groep meelopers die uit opportunisme en overlevingsdrang voor de Taliban kiest. Dat kunnen bepaalde stammen zijn die door de regering- Karzai worden vergeten. De vroegere gouverneur van Uruzgan, Jan Mohammed Khan, stond erom bekend dat hij sommige stammen onderdrukte en hen dus min of meer in de armen van de Taliban dreef. Nederlandse soldaten, diplomaten en ontwikkelingswerkers praten en bieden zoveel mogelijk hulp aan verschillende bevolkingsgroepen, in de hoop dat ze afstand nemen van de Taliban.

Deze Dutch approach krijgt de laatste tijd veel complimenten, maar de ingewikkelde context van Uruzgan vraagt om nuanceringen. In de door tientallen lokale conflicten geteisterde provincie is het zoeken naar een balans tussen de verschillende strijdende partijen elke dag een delicate opdracht. De vooruitgang op het terrein van veiligheid en wederopbouw is dan ook kwetsbaar. Daarnaast heeft op dit moment de provincie Uruzgan geen prioriteit voor de Taliban. Ze geven voorrang aan de strijd in de provincies die grenzen aan Pakistan zoals Kandahar, Helmand en Zabul om zo het grensverkeer van strijders, wapens, drugs en geld te controleren.

Vertrouwen
Met het vliegtuig dat minister Verburg naar Tarin Kowt heeft gebracht, vlieg ik terug naar Kabul. In de hoofdstad praat ik naar aanleiding van de conferentie over Afghanistan van eind maart in Den Haag met Afghanen en Nederlanders over de politieke situatie. De relatieve rust in Uruzgan is zeker niet representatief voor de veiligheidssituatie in het land. In Kandahar, Helmand en Zabul zijn hevige gevechten. De oostelijke provincies Ghazni, Logar, Khost en Kunar komen meer en meer in handen van de Taliban. Ondertussen zijn de Taliban met hun hit-and-run-tactiek in staat de belangrijkste routes van Kabul naar het zuiden en het oosten lam te leggen. Steeds meer Afghanen raken teleurgesteld in de regering-Karzai en in de internationale gemeenschap. Ze zien de veiligheid afnemen en merken weinig van de wederopbouw. Omdat wederopbouw achterblijft, kiezen meer mensen voor de Taliban en zo neemt de onveiligheid weer toe.

Ook door de wijdverbreide corruptie en de vele burgerdoden die vallen als gevolg van de bombardementen verliest de bevolking meer en meer het vertrouwen in de regering en in de internationale gemeenschap. Sommige verlangen zelfs terug naar de tijd van de Taliban, toen ‘het veilig was’.

Vanwege deze ontwikkelingen heeft de regering-Obama voor een surge gekozen. Ruim 21.000 extra Amerikaanse soldaten zijn op strategische plekken gestationeerd om een verdere opmars van de Taliban richting Kabul te voorkomen. De Verenigde Staten sturen daarnaast meer diplomaten om aan goed bestuur te werken en het land heeft ook aangekondigd de ontwikkelingshulp te verhogen.

Een belangrijk verschil met zijn voorganger is dat Obama geen blinde steun aan Pakistan verleent, maar dat land als deel van het probleem ziet. De meeste Afghanen die ik spreek zijn echter sceptisch over de surge en de uitkomsten van de conferentie in Den Haag. Mijn betoog dat het getoonde leiderschap en de gevoelde sense of urgency een grote stap vooruit is, doen ze af met ‘eerst zien, dan geloven’.

Als ik op dinsdagochtend in Amsterdam arriveer, meldt de Volkskrant de dood van de Nederlandse soldaat Azdin Chadli. Hij is in Kamp Holland getroffen door een granaat, terwijl hij in de rij stond voor het restaurant. Omdat ik vorige week nog in de rij voor het restaurant met soldaten heb gesproken, komt dit nieuws als een schok. De ontspannen en veilige atmosfeer van de basis van vorige week blijkt erg bedrieglijk. Net zo kwetsbaar als de veiligheidssituatie in Afghanistan.

Albert van Hal was op het moment van publicatie Programma Verantwoordelijke Afghanistan bij ontwikkelingsorganisatie Cordaid.

Wat leuk dat u geïnteresseerd bent in ZemZem!

Vaste lezer worden? U kunt in onze webshop een jaarabonnement afsluiten (22,50 per jaar). Ook kunt u hier losse nummers bestellen.