‘Ya buwayda, ya buwayda, ana get!’ (Eitje, ik kom eraan!). Een zaadcel met glimmende ogen zwemt tegen een rode achtergrond op buwayda af, een eicel met een zwart brilletje, roze wangetjes en een spiegeltje in de hand. ‘Ben je alleen, of kom je met heel veel anderen zoals iedere keer?’, vraagt ze in Egyptisch dialect, terwijl ze een blik in het spiegeltje werpt. De zaadcel, met de anderen in zijn kielzog, is ervan overtuigd dat hij haar zal bereiken, maar dan wordt plots de toegang tot het eitje geblokkeerd door een zware deur.